Recensies 1549 – 1623

1551-1560, 1561-1570, 1571-1580, 1581-1590, 1591-1600, 1601-1610, 1611-1620, 1621-1630

(1549) Heaven 17 – Penthouse And Pavement (1981)

Heaven 17 is in mijn 1760 lijst een van de bandjes uit Sheffield (Album Top 1760 – Pulp, ABC, The Human League, Arctic Monkeys en Richard Hawley). Een synthpop trio dat bestond uit Glenn Gregory, Martyn Ware en Ian Craig Marsh. Penthouse And Pavement was het debuutalbum. Op dit album staat een van de vijf singles (We Don’t Need This) Fascist Groove Thang (dat ooit een ban opleverde van de BBC), en is eigenlijk het enige nummer dat ik goed vind. Samen met een aantal andere nummers die redelijk het beluisteren waard zijn, zoals Penthouse and Pavement (met achtergrond zang van Josie James die ook op het nummer Can You Feel It van The Jacksons te horen is op het album Triumph) en Play To Win. Martyn Ware en Ian Craig Marsh waren ook de oprichters van The Human League, die ik in mijn 1760 lijst een plekje hoger heb gezet. En Ware was als producer tevens verantwoordelijk als co-producer van Introducing The Hardline According To… van Terence Trent D’Arby en als producer van het album I say I Say I Say van Erasure, waarvan Vince Clarke ook weer de oprichter was van Depeche Mode. Penthouse And Pavement is o.a. opgenomen in Maison Rouge, een studio dat ooit eigendom was van Ian Anderson van Jethro Tull. Het is een beetje een ongemakkelijk album. Maar in iedergeval beter dan die andere synthpop albums van Eurythmics, The Art Of Noise en Mecano, waarover ik al eerder een stukje heb geschreven. De albumcover is van een schilderij van Ray Smith. Uitgebracht door Virgin Records (Album Top 1760 – o.a. Mike Oldfield, XTC, Phil Collins, Peter Gabriel, Simple Minds).

(1550) MFSB – Universal Love (1975)

MFSB (Mother Father Sister Brother) o.a. bekend als muzikanten van de intromuziek van Soul Train, het populaire tv programma dat tussen 1971 en 2006 op de Amerikaanse TV te zien is geweest, was in feite een groep van meer dan dertig studiomuzikanten die samen en los van elkaar werkzaam waren in de Sigma Sound Studio’s in Philadelphia. Hebben veel gewerkt met het productieteam van Kenneth Gamble en Leon Huff (Album Top 1760 – The O’Jays) oprichters van Philadelphia Records en producer en arranger Thom Bell. De muzikanten van MFSB hebben op talloze albums als sessiemuzikanten hun medewerking verleend. Zoals op die van Harold Melvin & The Blue Notes, The O’Jays, The Stylistics, Blue Magic, The Delfonics, The Intruders, The Three Degrees, The Spinners, Wilson Pickett en Billy Paul. In mijn Album Top 1760 hebben ze op albums gespeeld van The O’Jays, People’s Choice, The Trammps en Teddy Pendergrass. MFSB heeft tussen 1973 en 1980 ook zeven albums uitgebracht onder een eigen naam. Universal Love, uit 1975, was het derde album: het is een zowat geheel instrumentaal album met hier en daar wat achtergrondkoortjes bestaande uit Deborah Stockton, Evette Davis, Harriet Tharpe en Shirley Brewer, ook wel bekend als The Sweethearts of Sigma. Het album bevat o.a. K-Lee, een cover van The Nite Liters, dat ook op de soundtrack van Saturday Night Fever staat. De muziek op Universal Love, dat een soort van combinatie van disco en soul is, is best wel fijn om naar te luisteren. Het is perfect geproduceerd. Je hoort een saus van verschillende klanken, geuren en kleuren, met als thema de liefde, met nummers als Sexy, Love Has No Time Or Place en T.L.C. (Tender Lovin’ Care) die uiterst dansbaar zijn. Soms een beetje zoetjes met gebruik van veel strijkers, maar net als je denkt dat dat te ver door schiet is er weer een gave solo of een riffje te horen van een blazer, een gitaar, een saxofoon, een dwarsfluit of een achtergrondkoor. Je kunt er niet stil door blijven zitten. Je moet bewegen. Het is een van de beste voorbeelden van wat The Sound of Philadelphia heeft voortgebracht. En uiteraard uitgebracht op Philadelphia International Records (Album Top 1760 – The O’Jays, People’s Choice, Lou Rawls, Teddy Pendergrass).

BACK ON TOP

Albums 1551 – 1560

(1551) Loreena McKennitt – The Book Of Secrets (1997)

Celtic en new age muziek en met Keltische invloeden. In mijn 1760 lijst te vergelijken met Enya, Mary Black, Clannad en The Corrs, en ook wel en beetje met Sarah McLachlan. McKennitt is de Koningin van de celtische emo, die van clichematige mysteries houdt en dat muzikaal toch wel aardig weet te verwoorden. Er zijn tijden geweest dat ik best wel van haar muziek hield (ik heb ooit vier albums van haar gekocht waaronder deze). Maar ik luister er eigenlijk niet zo veel meer naar. Op The Book Of Secrets staan echter wel een paar nummers die er boven uitsteken, en die vind ik dan wel weer de moeite waard. Die zijn spannend en mysterieus en hebben een mooie opbouw. Maar sommige nummers zijn echter nogal wazig en langdradig en vind ik te overdrachtelijk, te overdreven en te emotioneel, zoals The Highwayman. Marco Polo heeft wel weer een lang intro dat precies juist wel weer goed is en niet doet vervelen (en doet zowaar denken aan Kashmir van Led Zeppelin). Night Ride Across The Caucasus is ook heel mooi. Maar Dante’s Prayer is onbetwist het mooiste nummer. Bij deze drie nummers kun je wegdromen naar andere werelden, en hebben precies de goede spanningsboog. Er doen een paar goede muzikanten op dit album mee. Danny Thompson (Album Top 1760 – John Martyn, Davey Graham, David Sylvian, Toumani Diabate) op akoestische bas, David Rhodes (Album Top 1760 – Peter Gabriel en Tori Amos) op gitaar, en Manu Katche (AT 1760 – Peter Gabriel, Robbie Robbertson en Richard Wright) op drums. The Mummers’ Dance is ooit als single uitgebracht. The Book Of Secrets kwam uit op Quinlan Road/WEA. Geproduceerd door McKennitt zelf.

(1552) Rowwen Heze – Station America (1993)

Rowwen Heze is inmiddels al een heel tijdje een van de beste bands van Nederland. En Jack Poels is een van de beste Nederlandse tekstschrijvers (bewees hij ook weer op dat album wat ik dit jaar van hem heb gekocht). Station America staat dan wel niet zo hoog in mijn 1760 lijst, maar het is beslist een fijn album om naar te luisteren. Een Nederlandse band die tex mex, mariachi en polka speelt en in het Limburgs zingt, is ronduit een geniale vondst. Maar de muziek van Rowwen Heze is veel meer dan alleen maar feestmuziek, zoals een paar nummers dat beslist zijn zoals Ay Yay Yay, Rowwen Heze, Fanfaar en De Lamp Ging Oet. In al die vrolijkheid zit namelijk een veel diepere laag, dat gaat over pijn, armoede, hoop, verdriet, weemoed en melancholie. Zeer oprecht, eerlijk en intelligent gemaakt. Als je naar Warme Deken luisterd waan je jezelf beslist ergens in Mexico. Station America is een concept album. De nummers zijn verhalen over de jeugd van de bandleden en vooral en voornamelijk van Poels zelf. Het gaat over de geschiedenis van het simpele dorpsleven in het plaatsje America, zoals iedereen dat wel herkent die uit een dorp komt. De Zwarte Plak is een prachtig nummer over de grootvader van Poels, over het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het album is geproduceerd door niemand minder dan Boudewijn de Groot (AT 1760 – Bram Vermeulen). Allemoal Vur Os is een bewerking van Jolie Louise van Daniel Lanois. En Ay Yay Yay is oorspronkelijk geschreven door Pierre van Duyl (De Dopegezinde Gemeente). Twee nummers, Rowwen Heze en Ay Yay Yay, zijn als single verschenen. Voor mij is Rowwen Heze de Los Lobos van Nederland. Dit jaar verscheen er nog een nieuw album van de band.

(1553) I Am Kloot – Natural History (2001)

Natural History was het debuutalbum van deze uit Manchester afkomstige band (Album Top 1760 – o.a. The Smiths, Van der Graaf Generator, The Stone Roses, Oasis en New Order) uit 2001, bestaande uit John Bramwell, Peter Jobson en Andy Hargreaves. Maar I Am Kloot (niet te verwarren met het Nederlandse I Am Oak) bestaat niet meer. De band heeft zeven albums uitgebracht. In 2014 verscheen het laatste, From There To Here, een soundtrack van een Engelse televisieserie. Van al die albums die de band heeft uitgebracht, ken ik alleen maar deze, die ik in 2008 ooit gekocht heb. En zeker geen spijt van, nee. Ik heb er altijd gefascineerd naar geluisterd. Want Natural History is prettig in het gehoor liggende akoestische indie pop met folk invloeden. Het zijn kleine miniatuurtjes met jazzachtige arrangementen, lichtvoetig introvert en sfeervol. Morning Rain, Bigger Wheels, No Fear Of Falling, Loch, Storm Warning, Dark Star en 86 TV’s zijn goede voorbeelden daarvan. Het album komt zeer spontaan bij me over. Het is in wezen zeer simpele muziek, maar zit zodanig in elkaar dat het je meteen raakt. Je hoort duidelijk plezier in de nummers. Zanger en gitarist, John Bramwell, die alle nummers heeft geschreven, heeft een ietwat zachtaardige rauwe stem die me zeer bevalt. Ja, Natural History is een album om in de ochtend te draaien, met een lekker bakkie koffie in je handen, om rustig de komende dag te overzien. Het geeft je goede moed en brengt je in een goed humeur. Geproduceerd door Guy Garvey van Elbow (lang voordat hij met zijn eigen band aan de weg ging timmeren). Natural History verveelt niet. Natural History is helemaal raak. En zelfs het artwerk van schilder Stacey Manton is mooi.

(1554) Live – Throwing Copper (1994)

Mede geproduceerd door Talking Head Jerry Harrison, was Throwing Copper het derde album van Live. Het wordt gezien als het beste werk van de band. Er staan vier singles op Selling The Drama, I Alone, Lightning Crashes, All Over You en White, Discussion. Met name het nummer Selling The Drama geeft precies aan wat ik zelf altijd met dit album heb gehad: teveel drama dat blijkbaar verkoopt. Om eerlijk de waarheid te zeggen heb ik dit album (en ook twee andere albums die ik van Live heb gekocht) altijd een beetje teveel op de muziek van R.E.M. vinden lijken. Natuurlijk moet je dit album het voordeel van de twijfel geven. Het heeft zeker zijn momenten. Het zit knap in elkaar. Maar wat mij betreft zijn het teveel emotionele uitbarstingen die bij mij niet overkomen, waardoor het voor mezelf vrij emotieloos wordt: het zit dan dus mijn eigen nuchterheid in de weg. Ik vind dit album te goed om het te haten, en ik vind het te slecht om er van te houden. Meer kan ik er eigenlijk niet van maken. Dus daar laat ik het dan maar bij.

(1555) Gipsy Kings – Allegria (1982)

De Gipsy Kings maakte de flamenco, in 1989, met hun samensmelting van de Cubaanse rumba en de Spaanse flamenco, met hits als Bamboleo, Volare en Djobi Djoba, een korte periode in Nederland best wel populair. Ik kan me dat nog goed herinneren. Met aanstekelijke meledieen en samenzang en uitstekend gitaarspel, waar menig rockgitarist nog een puntje aan kan zuigen. En met passie, zoals altijd met deze muzieksoort. Flamenco is als het leven zelf en boeid me enorm. Je kan er triest en blij van worden. Allegria komt uit een eerdere periode, uit 1982, dan de bovenstaande hits die op het titelloze album Gypsy Kings staan. Dit album bestaat uit elf temperamentvolle stukken, en heeft een sfeer alsof je ergens op een Spaans strand naast een kampvuur zit met wijn en paella. Het doet erg traditioneel aan. Nummers als Pena Penita, Solituda, Un Amor en Tristessa laten allemaal van die typische en oorspronkelijke Spaanse levensliederen horen. Allegria was het debuutalbum van deze mannen, geboren in Frankrijk, waarvan de leden uit twee families bestaan: uit vier broers Reyes en drie broers Baliardo, en allen kinderen van Spaanse Romanos die ooit Spanje waren uitgevlucht naar Frankrijk tijdens de Spaanse burgeroorlog. En alle broers zijn neven van elkaar, dus een interessante familieaangelegenheid. Het nummer La Dona is een ode aan Brigitte Bardot. En er staat een eerdere versie op van de latere hit Djobi Djoba. Uitgebracht door Sara Music/Columbia. Het staat op plek 1555 in mijn 1760 lijst. Allegria is gewoon goed, maar niet mijn faroriete flamenco album. Maar zeer goede muzikanten zijn het wel.

(1556) Tina Turner – Private Dancer (1984)

Private Dancer bracht voor Tina Turner een overwinning. Financieel en emotioneel. Eindelijk los van haar verleden en eindelijk definitief los van Ike, met wie ze al vanaf de jaren zestig een duo vormde, en na wat later bleek dat een zeer ellendig bestaan voor haar was. Na al eerder vier soloalbums uitgebracht te hebben (in 1980 verscheen er nog een laatste Ike Turner album waarop Tina nog zong) waaronder Tina Turns The Country On, met daarop twee Dylan nummers, Acid Queen uit 1975 (met ook nog een duet met Ike, Baby, Get It On, en zelfs vier nummers door hem geschreven) kwamen er in 1978 en 1979 twee albums uit die commercieel niet veel deden, en verloor ze zelfs een platencontract. Private Dancer maakte van haar echter een wereldster als soloartiest. Met nummers als Let’s Stay Together, Help, What’s Love Got To Do With It, I Can’t Stand The Rain en Private Dancer. Private Dancer is een zeer uitgebalanceerd album, zeer helder en strak geproduceerd door o.a Rupert Hine (Album Top 1760 – Saga) en The Human League en Heaven 17 oprichter Martyn Ware (Album Top 1760 – Terence Trent D’Arby). Met een Beatles nummer, een Bowie nummer, een Chinn & Capman nummer, een Mark Knopfler nummer, en met een sterrenbezetting o.a. van Jeff Beck (AT 1760 – Roger Waters, Malcolm McLaren) op gitaar, Mel Collins (AT 1760 – Camel, Bad Company, Chris Squire, Tears For Fears, Terence Trent D’Arby) op saxofoon, Gary Barnacle (At 1760 – Bjork, Level 42, Stray Cats, Rain Tree Crow, The Beautiful South) ook op saxofoon, Leon Chancler (AT 1760 – John Lee Hooker, Michael Jackson) op drums, Wilton Felder (Randy Newman, Steely Dan, John Cale, Bobby Womack) op bas, Alan Clark en John Illsley van Dire Straits op keyboards, percussie en bas: is dit eigenlijk goed beschouwd een coveralbum. Maar wel denk ik een echt klassiek album met een aantal stijlen door het hele album heen van soft rock, smooth jazz, pop en rock. Een goed album maar niet zo goed als Tina Turner gemaakt heeft met Ike Turner in mijn 1760 lijst (River Deep – Mountain High). Het een perfect geproduceerd album dus van een goede zangeres, maar die geen enkel liedje zelf geschreven heeft. Opgenomen in zes verschillende studios. Farmyard (AT 1760 – Saga), Mayfair (AT 1760 – Jamie Cullum) Wessex (AT 1760 – King Crimson, The Clash, Sex Pistols) Good Earth, Abbey Road (AT 1760 o.a. The Beatles, Pink Floyd en Camel) en CBS Londen (AT 1760 – Jackson C. Frank, Matching Mole).

(1557) Alan Jackson – Don’t Rock The Jukebox (1991)

‘Don’t rock the jukebox, i wanna hear some Jones, my heart ain’t ready for the Rolling Stones’ , zingt Jackson in het titelnummer Don’t Rock The Jukebox. Het nummer was een grote hit in de Amerikaanse country charts, net als drie andere nummers van het album: Someday, Dallas, Midnight In Montgomery en Love’s Got A Hold On You. Alan Jacksson was ooit de eerste artiest die bij Arista Nashville een contract tekende, en in Nederland misschien niet zo bekend, maar is in de Verenigde Staten zeer groot. Don’t Rock The Jukebox is muziek met nog net niet teveel vals sentiment voor m’n gevoel. Het zijn gewoon lekker in het gehoor liggende nummers waar je eigenlijk geen hekel aan kunt hebben. Het is geen muziek dat de wereld zal doen laten veranderen, maar zijn gewoon liedjes waar je je soms prettig bij voelt. Het komt recht uit het hart. En heel af en toe kun je hiervoor dus in de stemming zijn. Vind ik dus iets beter dan die van Johnny Paycheck, Merle Haggard en Garth Brooks in mijn 1760 lijst, ook al is de stijl niet helemaal met elkaar te vergelijken. Don’t Rock The Jukebox is een new traditional country album, dat een soort mengeling is van honky tonk en mainstream country pop. Een prima album met tien persoonlijke en hartbrekende liedjes van een zanger met een mooie zangstem.

(1558) Garth Brooks – Ropin’ In The Wind (1991)

Ropin’ In The Wind was het derde album van deze Amerikaanse superster. Het was het eerste country album ooit dat debuteerde op de eerste plaats van de Billboard 200. Een contemporary country album dus van een van de best verkopende artiesten ter wereld. Uit de Nashville hoek. En het is door een aantal nummers verrassend goed, moet ik zeggen. Het zit soms dicht tegen de honky tonk en de bluegrass aan. Als je de tijd neemt om goed naar deze muziek te luisteren kom je tot de conclussie dat het oorspronkelijke en eerlijke muziek is, maar helaas ook soms zeer sentimenteel. En wat heet. Er staan namelijk een paar onvervalste tearjerkers op zoals What She’s Doing Now, Burning Bridges, Cold Shoulder, In Lonesome Dove en The River. De andere vier nummers maakt dit album echter de moeite waard: Against The Grain, Rodeo, Papa Loved Mama, Shameless (een Billy Joel cover met een Claptonachtige goede gitaarsolo) en We Bury The Hatchet, dat een jazzy touch heeft, en wat eigenlijk het meest verassende is. Vooral bij dat nummer begrijp je de grootsheid van Brooks misschien een beetje. Op een aantal nummers is de mandoline van Sam Bush te horen, die ook al speelde op het nieuwe Emmylou Harris album van dit jaar: Ramble In Music City: The Lost Concert.

(1559) Queen + Paul Rogers – The Cosmos Rocks (2008)

Hoe graag ik het ook zou willen, maar deze muziek van deze uitgedunde samenstelling van Queen, van Taylor en May dus alleen met z’n tweeen samen met Rogers, kan ik niet zo goed vinden als de muziek van de originele bezetting van Queen (wie wel trouwens). Maar de vergelijking met Queen met Freddie Mercury (maar ook met John Deacon) is natuurlijk ook absurd. Queen zonder Mercury is nu eenmaal geen Queen. Ik denk dat ik alleen Flash Gorden een minder Queen album vind, maar ook die van Roger Taylor en van The Cross, in mijn 1760 lijst, die vind ik minder. Het soloalbum van Brian May vind ik dan wel weer beter. En die van Free en Bad Company in mijn 1760 lijst uiteraard ook. Ik vind dit album eigenlijk maar middelmatig (aan Queen & Adam Lambert wil ik mijn vingers al helemaal niet branden). Ik had het eigenlijk spannender of misschien ook wel eerlijker gevonden als er gewoon een regulier May & Taylor album was uitgekomen, of desnoods een May, Taylor & Deacon album, maar ja dat zou commercieel niet interessant zijn geweest voor de heren. En John Deacon is ook nog eens gestopt. Maar goed ik dwaal af. The Cosmos Rocks bevat maar een paar aardige nummers. Afgezien van Still Burnin’ een ouderwets rocknummer, Call Me een leuke meezinger, Voodoo een spannend gitaarnummer en Some Things That Glitter, Small en Through The Night drie leuke ballads, is alleen Say It’s Not True, gezongen door Taylor en May zelf, en uitgebracht als single net als C-lebrity met Taylor Hawkins van Foo Fighters als achtergrondzanger; misschien alleen dat nummer het enige echte Queen nummer van het hele album. Voor de rest, dus met het repertoir van Queen vergeleken, doen al die overige nummers me niet zo veel. Met Freddy Mercury, aan wie dit album is opgedragen, was het allemaal toch een stuk spannender. Misschien was het toch leuker geweest als Rogers een ouderwets en origineel Queen nummer gezongen had op dit album, dan had ik het waarschijnlijk toch nog net iets spannender gevonden.

(1560) Pet Shop Boys – Please (1986)

Er staan maar liefst vier singles op dit debuutalbum van dit electronic pop en dance pop duo uit Londen. West End Girls, Love Comes Quickly, Opportunities (Let’s Make Lots Of Money) en Surbubia. Dat zijn dan meteen de iets betere nummers van dit album wat mij betreft. En West End Girls vind ik daarvan dan weer het beste. Of eigenlijk het meest aanstekelijke liedje van deze hele CD. De beide heren, Neil Tennant en Chris Lowe, hebben enorm veel albums verkocht. Maar helaas blijft dit soort muziek niet bij je hangen. Er zit geen enkele urgentie en inhoud in. In feite in het compleet nietszeggend. Het is van die typische synthesizer muziek waar je in de jaren tachtig mee lastig werd gevallen, en er zijn in het dance pop en synth pop genre meerdere voorbeelden te bedenken waar ik persoonlijk liever naar luister zoals Scritty Politty, The The, Duran Duran en ABC. Maar goed dat is dan weer mijn persoonlijke mening. Toch vind ik dat dit album in mijn 1760 lijst thuis hoort. En dat is alleen om West End Girls. Wat dance pop betreft vind ik alleen de albums van Soft Cell en Madonna minder, en verder ook veel instrumentele elektronische muziek, waar Pet Shop Boys dus ook onder valt. Maar voor de rest is dit een echt saai album: eentonigheid troef. Misschien dat ik Violence ook nog wel mee vind vallen, maar dat wordt dan weer opgevolgd door I Want A Lover en Why Don’t We Live Together, dat ik dan weer de meest verschrikkelijke nummers van het hele album vind. Geproduceerd in de Advision Studios in Londen (ALBUM TOP 1760 – Yes, Osibisa, Wire, Gentle Giant, The Yardbirds), geproduceert door Stephen Hague (ALBUM TOP 1760 – Papa Wemba) en uitgebracht door Parlophone (ALBUM TOP 1760 – o.a. The Beatles, Gorillas, Supergrass, Brian May en The Easybeats).

BACK ON TOP

Albums 1561 – 1570

(1561) Herois Do Mar – Macau (1986)

Herois Do Mar, was een Portugese pop rock band die inmiddels niet meer bestaat. De band is actief geweest van 1981 tot en met 1990. Opgericht door bassist Pedro Ayres Magalhaes, gitarist Paulo Pedro Goncalves, drummer Toze Almeida, toetsenist Carlos Maria Trindade en zanger Rui Pregal da Cunha. Magalhaes is vanaf 1988 ook actief geweest bij een andere Portugese groep Madredeus, toen de bandleden van Herois Do Mar eenmaal besloten hadden om uit elkaar te gaan. De band heeft vier albums uitgebracht, en hebben altijd een beetje last gehad van hun wat militaire imago, wat op veel kritiek heeft gestaan in Portugal. Macau was het derde album, ontstaan na een verblijf in jawel Macau. Op dit acht nummers tellende album staan niet allemaal even sterke nummers. Fado, een synth-pop nummer en een van de twee singles van het album samen met So No Mar, en Sahida en A Noiva, meer een rock nummer, vind ik er net iets boven uitstijgen. Voor de rest vind ik dit album een beetje als los zand aan elkaar hangen. Ondanks dat ik het nog net iets prettiger vind om naar te luisteren dan naar inmiddels negentien andere albums gezongen in de Romaanse taal, en naar Madredeus en Moonspell, de twee andere niet fado CD’s in mijn 1760 lijst afkomstig van muziek uit Portugal. Meer pop dan rock en met dus een paar uitschieters. Uitgebracht door Warner Music Portugal.

(1562) Mariachi Los Comperos De Nati Cana – Musica Ranchera: Amor Y Langrinas (2008)

Heerlijke muziek van die mannen met die prachtige hoeden en die prachtige pakken: met violen, trompetten en met van die grote typische mariachi gitaren. Mariachi muziek is een waar genoegen om naar te luisteren. Je kunt duidelijk horen waar Los Lobos ooit bijvoorbeeld de inspiratie vandaan heeft gehaald. Terwijl deze mariachi muzikanten van dit ensemble zelf ook met veel andere artiesten albums hebben opgenomen, zoals met Ry Cooder, Linda Ronstadt, Willy Deville en ook dus met Los Lobos. Met invloeden van de bolero, wals en polka. Los Comperos De Nati Cana is in 1961 in Los Angeles opgericht door Natividad Nati Cano Ruiz, in 1933 geboren in Mexico en in 1960 geimigreerd naar de VS, en is een van de invloedrijkste ensembles voor mariachi muziek geweest, zowel in Latijns Amerika als in de Verenigde Staten. Nati Cano opende de eerste een mariachi dinner theater en stak als eerste zijn muzikanten in van die prachtige pakken om de optredens een duidelijk karakter te geven. Sindsdien heeft deze band in verschillende bezettingen zo’n beetje overal opgetreden. In 1964 waren ze bijvoorbeeld de eerste mariachi band dat optrad in Carnegie Hall. Nati Cano zelf is in 2014 overleden. Op deze CD Amor, Dolor Y Lagrimas (Liefde, Pijn en Tranen) ligt de leiding in handen van Jesus Chuy Guzman, Er staan dertien traditionele musica ranchera’s op (binnen in het mariachi genre is dit weer een apart genre), in een modern jasje, in prachtige arrangementen, en in afwisselende cancion ranchera’s en bolero ranchera’s. Al deze nummers hebben een bepaald soort urgentie, met veel ritmische en complexe patronen, en tegelijkertijd is het sentimenteel en romantisch. Zeer boeiend om naar te luisteren. Deze CD heeft in 2008 een Grammy gewonnen voor Best Regional Mexican Album. Het is een van de drie mariachi albums in mijn 1760 lijst: die andere twee zijn van Mariachi Sol en Herb Alpert & The Tijuani Brass. Uitgebracht door Smithsonian Folkways (ALBUM TOP 1760 – Big Bill Broonzy, Caphas & Wiggins).

(1563) Toto – Dune (1984)

Als ik deze soundtrack negatief zou bespreken, dan zou ik zeggen dat ik deze misschien zou kunnen vergelijken met de Flash Gordon soundtrack van Queen. Maar dat kan ik niet. Met Toto heb ik eigenlijk nooit iets gehad en met Queen juist des te meer. Maar Flash Gordon is misschien wel het slechtste album van Queen. En mischien is deze dat ook wel van Toto. Dat weet ik niet. Ik heb soundtracks in mijn 1760 lijst staan die ik beter vind, en deze is wel zo’n typisch geval waarvan je de film moet hebben gezien wil je de muziek kunnen waarderen. Van Toto weet ik eigenlijk niet zo veel. Ik heb die muziek altijd een beetje te gladjes gevonden, terwijl de leden van van Toto natuurlijk wel altijd veelgevraagde sessiemuzikanten zijn geweest. Maar deze heb ik zonder aarzelen meteen gekocht toen die uitkwam. Toto heeft op deze CD wel de topbezetting met de twee Porcaro broers, Mike en Jeff Porcaro (ALBUM TOP 1760 – Warren Zevon, Steely Dan, Donald Fagen, Lowell George, Don Henley, Rickie Lee Jones, Michael Jackson), David Paich (ALBUM TOP 1760 – Steely Dan, Lowell George, Don Henley, Michael Jackson, Foreigner) en Steve Lukather (AT 1760 – Roger Waters, The Tubes, Earth Wind & Fire, Michael Jackson). Dat ik deze CD toen heb gekocht heeft alleen maar te maken met de Dune boeken die ik vroeger gelezen heb. De wereld van Duin is oneindig groot, vooral nadat de zoon van Frank Herbert – de auteur van de oorspronkelijke zes boeken – Brian Herbert samen met Kevin J. Anderson, die wereld ook nog eens oneindig veel groter hebben gemaakt met nog eens meer dan twintig boeken met zijlijnen, prequels, sequels, hervertellingen en vervolgverhalen. En de Duin wereld is dit jaar nog groter geworden en zal hierna nog groter worden. In de bioscoop draaid er nu dus een nieuwe Dune film, komen er 3 verschillende Dune games uit, en verschijnt er een nieuwe Dune Soundtrack uiteraard van Hans Zimmer deze keer (ook verantwoordelijk voor de nieuwe James Bond film No Time To Die). De wereld is mooi voor een Dune fan in 2021. Van Toto is trouwens op 25 juni dit jaar ook weer een nieuw album verschenen, wederom een nieuw livealbum, met al hun grote hits, zoals Pamela, Rosanna, Stop Loving You, Hold The Line. En nee, ik zal deze niet kopen.

(1564) Cardinal – Cardinal (1994)

Cardinal bracht in 1994 dit debuutalbum uit, maar door muzikale meningsverschillen gingen de twee leden, Richard Davies en Eric Matthews, een jaar later alweer uit elkaar. Waarschijnlijk zat er geen echte toekomst in deze band. Pas in 2020 kwam er een vervolg met het album Hymns. Maar daarna is er niets meer vernomen van Cardinal. Misschien is dit jammer, ik weet het niet. Dit album is niet echt bijzonder. Er staan maar een paar goede nummers op die me kunnen bekoren. Een leuk kerstliedje, If You Believe In Christmas Trees, en de nummers Angel Darling, Singing To The Sunshine en Silver Machines. Maar voor de rest kan deze muziek me verder niet echt raken. Met de arrangementen is niets mis, en ook niet met het gebruik van de instrumenten. Maar met name de samenzang vind ik allemaal maar een beetje te voorzichtig. En ook zijn al die nummers wel erg traag. Het sleept zich maar door en door. Het is net niet goed genoeg om het in je geheugen te laten beklijven. Dit album staat in mijn 1760 lijst op plek 1564. Misschien had ik het bij nader inzien toch wat lager moeten zetten. Uitgebracht door Fire Records.

(1565) Trevor Jones – Labyrinth (1986)

Als Bowie fan zou je dit album makkelijk als een Bowie album kunnen beschouwen (hij heeft vijf van de twaalf nummers geschreven speciaal voor deze soundtrack), maar dit is weldegelijk een Trevor Jones album. Je zou deze Zuid-Afrikaan echt te kort doen als je dat zou nalaten. Jones heeft heel wat filmscores op zijn naam en is een van de grote componisten van deze en de vorige eeuw (o.a. Mississippi Burning, The Last of the Mohicans, In the Name of the Father en Notting Hill). Deze is echter van de poppenfilm van Jim Henson, van wie hij ook de muziek van die andere film van hem, The Dark Crystal, heeft gecomponeerd. Ik heb iets van twintig filmsoundtracks in mijn 1760 lijst, maar alleen twee daarvan vind ik muzikaal minder interessant (over de inhoudelijke kant van de films zelf heb ik weer een andere mening). Om eerlijk te zijn staat er op dit album van Jones zelf niet iets bijzonders, sorry maar ik kan het er niet in ontdekken. Misschien dat alleen de nummers Home At Last en Sarah wel aardig zijn. Nee, alleen die van Bowie zijn interessant: Underground, Magic Dance, Chilly Down, As The World Falls Down en Within You. Op Chilly Down speelt Neil Conti van Prefab Sprout drums en Kevin Armstrong gitaar (ALBUM TOP 1760 – Prefab Sprout, Thomas Dolby). Op Magic Dance zingt Will Lee (ALBUM TOP 1760 – Donald Fagen, The Brecker Brothers, Chaka Khan), ook wel bekend als lid van het CBS Orchestra van David Letterman. Op Underground, onbetwist het beste nummer van het album, speelt Albert Collins (AT 1760 – Gary Moore) gitaar, Richard Tee orgel en piano (AT 1760 – Peter Gabriel, Billy Joel, Chaka Khan), bediend Steve Ferrone de drummachine (AT 1760 – B-52’s, Scritti Politti, Chaka Khan, Stevie Nicks, Al Jarreau) en zijn o.a, als achtergrondzang Chaka Khan, Cissy Houston, Marcus Miller (AT 1760 – Donald Fagen, Scritty Pollitti), Fonzi Thornton (AT 1760 – The J. Geils Band, Scritti Politti, Diana Ross, Al Jarreau) en Luther Vandross (The J. Geils Band, Chic, Chaka Khan) allemaal te horen. En behalve op deze is Bowie zelf trouwens ook op het album van Iggy Pop te beluisteren. Leuk om nog even te vermelden is (Jones, Jones en Jones) dat Terry Jones het script heeft geschreven, Trevor Jones de componist is, en de belangrijkste bijdrage dus, ook als acteur in de film, door David Robert Haywood Jones (Bowie) wordt geleverd. Geproduceerd door Bowie, Trevor Jones en Arif Mardin (AT 1760 – John Prine, Scritti Politti, Chaka Khan). Uitgebracht door EMI Records.

(1566) Rabih Abou-Khalil – Blue Camel (1992)

Abou-Khalil, geboren in Beiroet in Libanon, verhuisde in 1978 naar Duitsland, studeerde daar klassieke fluit, en heeft sindsdien meer dan twintig albums op zijn naam staan. Zijn laatste album, Hungry People, verscheen in 2012. Deze, Blue Camel uit 1992, is een betoverend jazz fusion album. Abou-Khalil, zelf een oed speler (een snaarinstrument en een voorloper van de luit en vooral gebruikt in het Midden Oosten) laat op dit album een prettige mix van moderne jazz en traditionele Arabische muziek horen. Bijgestaan door de andere absolute hoofdrolspelers Kenny Wheeler (ALBUM TOP 1760 – Bill Brufford, David Sylvian) op flugelhoorn en trompet, Charlie Mariano (AT1760 – Herbert Gronemeyer) op altsaxofoon en Steve Swallow (AT1760 – The Art Farmer Quartet) op bas. Ik hoor vooral rijke en warme klankkleuren, zeer prettig voor mijn oren, met mooie duizelingwekkende subtiele tempoversnellingen en ritmische gymnastiek voor de geest. En volgens mij met veel improvisatie. Maar ook dankzij die paar langzamere nummers, zoals het openingsnummer Sahara, en ook Ziriab en A Night In The Mountains, maakt van dit album een sfeervol, harmonisch, afwisselend en rijk geheel. En door een paar nummers waarin de bas iets meer op de voorgrond staat, zoals in Blue Camel en Rabou-Abou-Kabou, en het percussiewerk, de drums en de conga van de andere drie muzikanten, maakt van dit album zelfs meer dan een complete muziekbelevenis, dat als je er intensief naar luisterd voorbij is voordat je het weet. Maar vooral de oed van Abou-Khalil, en het blazerswerk van Wheeler en Mariano zijn de ware hoofdrolspelers. Een geweldige CD en haast een soort Kind Of Blue deel 2. Opgenomen in de Sound Studio N in Keulen, en uitgebracht door het Duitse Enja Records.

(1567) The Wingdale Community Singers – The Wingdale Community Singers (2005)

Of ze nog bestaan, ik zou het eigenlijk niet weten. Maar volgens mij niet. The Wingdale Community Singers uit Brooklyn hebben maar drie albums gemaakt. Dit debuutalbum kwam uit in 2005. Na dit album volgden nog Spirit Duplicator in 2009 en Night, Sleep, Death in 2013. Ik vind het nog steeds een fijne CD om naar te luisteren. David Grubbs, Hannah Marcus, & Rick Moody perform an album of faux-traditional folk classics with explosions of modernism, staat er op een sticker op de voorkant van de CD. En dat dekt inderdaad ook wel de lading. Je hoort een soort mix van americana en country folk. Het is muziek om je verloren bij te voelen. Alsof je dust bowl vluchtelingen hoort die ergens onderweg gestopt zijn om met wild vreemden een half uurtje muziek te maken, haast in de geest van Woody Guthrie en The Carter Family. Het is zeer oorspronkelijke muziek waarin onschuld zit. De spontaniteit in deze muziek is soms zelfs religieus, met name in het nummer Holy Virgin Star. Johnny Cash had het niet beter kunnen doen. Vaak gaat het over gewone dagelijkse dingen waar ze een beetje de draak mee steken, gaat het veel over dieren zoals Dog In Winter, Rat On The Tracks en Dirty Little Dog. En alles dus met een knipoog. Gaat het over het harde leven op de straat. Maar alles vanuit een positief standpunt bekeken. Het nummer Pawn Shop On Fire is echt heel mooi. Met simplisme en met prettige melodieen maken The Wingdale Community Singers gewoon lol met liedjes als Bike Shop Boy, Fishnet Stockings en Sugar and Salt. Bitter Angels klinkt als een Jayhawks nummer met zeer mooie samenzang. Wingdale Asylum Seekers is een mooi instrumentaal gitaarnummer, en het afsluitende Indira’s Lost And Found is een mooi pianonummer. Tenslotte een extra vermelding over de hoes van het album. De foto geeft precies aan waar deze muziek voor staat: het verschil en de overeenkomst tussen en met de wilde natuur, en het basale dagelijkse leven in elke willekeurige stad. Eenzaamheid, vergankelijkheid, overlevingsdrang, melancholie en verbondenheid. Prachtige muziek. Uitgebracht door Agenda Music.

(1568) Stevie Nicks – Trouble In Shangri-La (2001)

Dat er op sommige albums bekende en goede sessiemuziekanten meedoen, wil dat niet altijd zeggen dat het dan ook een goed album is. maar in dit geval is dat wel zeker van toepassing. Ik heb altijd wel een zwak gehad voor Stevie Nicks. Vooral natuurlijk door haar stem, die ik een van de mooiste vind die ik ken. En natuurlijk omdat ze van Fleetwood Mac deel uit maakte. Maar van al die vier albums in mijn 1760 lijst die daar naar terug verwijzen (Fleetwood Mac, Buckingham/McVie, Lindsey Buckingham) vind ik deze wel de minste. Aan de productie ligt het echter niet, want die is heel mooi. Je hoort een kristalhelder geluid. Het album is opgenomen in wel twaalf verschillende studios, waaronder The Village Recorders, Sunset Sound en Signet Sound Studios. Nicks heeft acht nummers helemaal zelf geschreven, Twee nummers heeft ze met iemand anders geschreven en drie nummers hebben anderen geschreven. Vier nummers zijn geproduceerd door Sheryl Crow, die eigenlijk wel, naast Nicks zelf uiteraard, de belangrijkste stempel drukt op het hele album, want behalve verantwoordelijk voor de productie, is ze ook te horen op verschillende instrumenten en als achtergrondzangeres, en heeft ze ook nog een paar nummers geschreven. Schoonzuster Lori Nicks doet op acht nummers de achtergrondzang. En verder zijn er vooral heel wat bekende sessiemuzikanten op het album te horen die ook op veel andere albums in mijn Album Top 1760 hebben meegespeeld. Om er een paar te noemen: Mike Campbell (The Wallflowers, Don Henley), David Campbell (Jackson Browne, Carole King, Beck, 10,000 Maniacs, Linda Ronstadt), Steve Ferrone (B-52’s, Scritti Politty, Chaka Khan, Trevor Jones, Al Jarreau), Matt Chamberlaine (The Wallflowers, Ron Sexsmith, John Mayer, Pistol Annies, Fiona Apple), Pierre Marchand (Sarah McLachlan), Tim Pierce (Roger Waters), Lindsey Buckingham, Rusty Anderson (The Bangles), Sarah McLachlan, Lenny Castro (Crosby/Stills/Nash, The Mars Volta, The Jacksons), Benmont Tensch (The Jayhawks, Alanis Morissette, The Jeff Healey Band, Blake Mills,, Crosby/Stills/Nash, Mary Chapin Carpenter, Reef), en ook nog Waddy Wachtel (Warren Zevon, Don Henley, Melissa Etheridge, Linda Ronstadt). Uitgebracht door Reprise Records.

(1569) Jon Anderson – Olias Of Sunhillow (1976)

Olias of Sunhillow was het debuutalbum van de leadzanger van Yes uit 1976. Uit dezelfde periode dat de andere leden van Yes (Squire met Fish Out Of Water, Howe met Beginnings, White met Ramshackled en Moraz met The Story Of I) ook allemaal soloalbums uitbrachten. Is wat mij betreft dus het beste soloalbum van Anderson dat ik op CD heb. Zijn tweede album Song Of Seven dat ik alleen als LP heb en The Promise Ring (alleen op CD) zijn ook redelijk tot goede albums, maar kunnen niet tippen aan dit album. En Short Stories van Jon And Vangelis, ook in mijn 1760 lijst, dus ook niet. Ik moet zeggen dat toen ik ooit ergens voor de eerste keer las dat Lord Of The Rings verfilmd zou worden, dat dit soort muziek van Anderson makkelijk de soundtrack voor de film zou kunnen zijn. Want het is ronduit magisch, onbegrijpelijk, fantasierijk, psychedelisch en surrealistisch. Olias Of Sunhillow, een conceptalbum over een buitenaards ras dat door natuurgeweld een planeet moet verlaten, ligt qua muziek een beetje in tussen de Yes albums Topographic Oceans, Relayer en Going For The One. Het had dan ook makkelijk een Yes album kunnen zijn, Geinspireerd door Vangelis, met wie hij eerder al iets had opgenomen, een boek van de schrijver Vera Stanley Alder, en Roger Deans’ albumhoes van Relayer; is Olias Of Sunhillow rijk aan prachtige melodieen. Ocean, Meeting (Garden of Geda)/Sound Out The Galleon, Dance Of Ranyart/Olias (To Build The Moonglade) hebben allemaal die Yes achtige grootsheid. Hoewel Anderson op latere albums me een beetje te zweverig werd, is hij op dit album qua muziek (speelde alle instrumenten zelf) zeer doeltreffend. Het zijn dan wel complexe songstructuren, en heeft veel onverwachte wendingen, maar er gaat een enorme energie van uit, en je fantasie wordt er constant door geprikkelt. Een extra vermelding over dit album is het indrukwekkende artwerk van David Fairbrother-Roe, die in feite Roger Dean verving omdat die het toen blijkbaar te druk had. Uitgebracht door Atlantic en is opgenomen in Seer Green, op een mobiele studio in de woning van Anderson zelf.

(1570) Donna Summer – Four Seasons Of Love (1976)

Wie geinteresseert is in de geschiedenis van disco (op zich geen foute muziek), die moet altijd naar Donna Summer luisteren. Donna Summer was een interessante vrouw, alleen al om het feit dat ze in de jaren zeventig verschillende keren te zien is geweest bij Van Oekel’s Discohoek. Wat erg hilarisch was allemaal. La Summer was groter dan latere sterren als bijvoorbeeld Madonna en Lady Ga Ga, wat mij betreft. Zij was de Queen of Disco en The First Lady Of Love. En met recht. Ze had verschillende hits, zoals Love To Love You Baby, Could It Be Magic, Hot Stuff, State of Independence (Jon and Vangelis), en natuurlijk MacArthur Park. Wat ik een geweldig nummer vind. Al vind ik de versie van Richard Harris dan weer wel beter. Four Seasons Of Love, uit 1976, is een conceptalbum over, zoals de titel van het album al aangeeft, over de liefde en de relatie daarmee met de vier seizoenen. Ja, je moet er maar opkomen. Het heeft maar vijf tracks: Spring Affair, Summer Fever, Autumn Changes, Winter Melody en Spring Reprise. En is geproduceerd door Giorgio Moroder en Pete Belotte. Ik moet zeggen dat deze muziek me op een bepaalde manier wel aanspreekt. Het heeft iets ongrijpbaars. Het houdt je op afstand en het komt je tegemoed. Je wil er deel van uitmaken en het is afstandelijk. Het is muziek voor het moment, voor op de dansvloer uiteraard, dat je later weer vergeten bent. Het geeft je een kortdurende kick, en de zwoele stem van Summer brengt je in hogere sferen. Haast hypnotiserend allemaal. Misschien komt dat wel door het veelvuldig gebruik van al die strijkers die je door alle nummers heen hoort. Het is een soort uber kitsch, wat dan weer een soort van kunstvorm wordt. En hoewel dit niet mijn favoriete disco album is, laat staan dat disco mijn favoriete muziek is, vind ik het wel zeer vakkundig geproduceerd. Want dat kon je wel aan Giorgio Moroder overlaten. Opgenomen in de Musicland Studios in Munchen (ALBUM TOP 1760 – ELO, Rainbow, Whitesnake).

BACK ON TOP

Albums 1571 – 1580

(1571) Guided By Voices – Alien Lanes (1995)

Guided By Voices is (volgens mij nog steeds) een indie rock band uit Dayton, Ohio. De band is al een paar keer uit elkaar gegaan en weer bij elkaar gekomen. En ook in 2021 is er alweer een album verschenen en staat er nog een op het punt van verschijnen. Alien Lanes uit ’95 was het achtste album. Er staan maar liefst achtentwintig nummers op. Het was het debuut voor Matador Records, en het album staat in de lijst met 1001 Albums You Must Hear Before You Die. Alien Lanes was zo’n beetje de grote doorbraak van deze toen nog underground band, aangevoerd door Robert Pollard, het enige vaste bandlid in al die jaren. Zelfs zijn broer, Jim Pollard (1983-1995, 2012), en bassist Mitch Mitchell, niet te verwaren met zijn naamgenoot van The Jimi Hendrix Experience, doen op een aantal albums niet altijd mee. De productie van Alien Lanes heeft bijna niets gekost en is een low-fi album (ALBUM TOP 1760 – Jolie Holland, The Magnetic Fields, Cloud Nothings, Daniel Johnson, Modest Mouse, Neutral Milk Hotel), en is opgenomen in het appartement van bandlid Tobin Sprout. Een aantal nummers op dit album klinken fris en enthousiast, met een kop en een staart, en zijn gewoon leuke popliedjes, zoals As We Go Up We Go Down, Game Of Pricks, Blimps Go 90 en My Valuable Hunting Knife, maar een aantal nummers lijken gewoon uitprobeersels te zijn, en die klinken nogal chaotisch. Maar ook die gaan op een bepaalde manier onder je vel zitten. The Ugly Vision lijkt een beetje op een zowaar melodieuze Syd Barrett, en Striped White Jets klinkt als R.E.M. in hun beste begindagen. En het eennalaatste nummer, Always Crush Me, is in zijn waanzin en gekrijs ook wel weer beeldschoon. Ondanks de vele nummers is het daarom een geslaagd album. Voor types als alleskunner en selfmade man Pollard, moet je denk ik wel bewondering hebben. Dromen najagen en een flinke hoeveelheid enthousiasme leggen in je muziek is geen slecht ding. Je kunt er zelfs vierendertig albums (EP en CD) door maken.

(1572) Jack White – Blunderbuss (2012)

Van de drie CD’s die ik van Jack White in mijn 1760 lijst heb staan, die van The Reconteurs, The White Stripes en deze, vind ik dit soloalbum de minste. Van die andere band, The Dead Weather, waar White actief in is geweest heb ik nooit iets gekocht. Jack White doet altijd wel interessante dingen (ook als producer, als eigenaar van een studio en als beheerder van een eigen label) dat me kan boeien. Hij is een vrije geest, bij wie de kwaliteit van de muziek altijd op de voorgrond staat. Bovendien houd ik van zijn manier van zingen (krijsend, schor en vals), en vooral van zijn melodieuze en maniakale gitaarspel. Voor me zelf is hij, hoe zal ik het omschrijven, een voorbeeld van die typische rockartiest die je kunt zien als vernieuwer en tegelijkertijd altijd terug gaat naar de traditie en het wezen van de muziek. Ik heb bij hem ook altijd het gevoel dat bij hem minder altijd meer is. In zijn zang en zijn gitaarspel is hij doeltreffend, efficient, en door de eenvoud boekt hij altijd het beste resultaat. Blunderbuss is zeker geen slecht album. Sterker nog, het is gewoon een heel goed album. Het werd ook heel veel verkocht, stond hoog in verschillende hitlijsten, en de nummers Missing Pieces, Sixteen Salteens, Hypocritical Kiss, Weep Themselves To Sleep, Trash Tongue Talker, I’m Shakin’ (een cover van Little Willie John), Love Interruption en Freedom At 21, zijn wat mij betreft voorbeelden van lekkere vette bluesrock met ook country en folk invloeden, van nummers waarvan ik het volume altijd zo hard mogelijk zet. Er doen nogal wat muzikanten mee op dit album, waaronder Fats Kaplin, Olivia Jean van The Black Belles, Patrick Keeler van The Raconteurs, en drumster Carla Azar (ALBUM TOP 1760 – Bright Eyes, The New Basement Tapes). Uitgebracht door White’s eigen Third Man Records, XL Recordings (Album Top 1760 – Vampire Weekend, Elvis Perkins In Dreamland, The Horrors, Atoms For Peace, The Prodigy, M.I.A., The Reconteurs) en Columbia. En opgenomen in White’s eigen Third Man Studio in Nashville.

(1573) LCD Soundsystem – LCD Soundsystem (2005)

LCD Soundsystem was het debuutalbum van deze rockband uit Brooklyn, New York City. In 2002 opgericht door frontman en alleskunner James Murphy, in feite verantwoordelijk voor inderdaad zo’n beetje alles op dit album. Na drie CD’s uitgebracht te hebben was er in 2011 een spetterend afscheidsconcert in Madison Square Garden. Waarschijnlijk was het hele project op dat moment uitgewerkt. Alleen in 2017 kwam er opeens weer een nieuwe CD uit. Hoewel de muziek op dit album wat mij betreft geen eeuwigheidswaarde heeft (maar ja, wie ben ik), kun je er wel met plezier naar luisteren. Het bevat het lekker in het gehoor liggende Daft Punk Is Playing At My House. En dat is nog niet eens het beste nummer. Het is nogal gevarieerd en heeft veel verschillende stijlen: electronic, disco, dance punk en rock. Tribulations is gewoon een knaller, Movement is verassende dance punk. Never As Tired As When I’m Waking Up lijkt een beetje veel op The Beatles. Thrills vind ik weer te gemakkelijk. En Disco Infiltrator is grappig en doet aan Kraftwerk denken (door de sample van Heimcomputer). Het is niet zozeer dat ik dit dus een product vind van groot muzikaal vernuft. Het zit wel heel knap in elkaar en vind het een beter album dan die van Moby, Daft Punk en The Chemical Brothers in mijn 1760 lijst. Gemixt door Andy Wallace (ALBUM TOP 1760 – Jeff Buckley, Blind Melon, Skunk Anansi en Kashmir). Opgenomen in o.a Long View Farm in North Brookfield (o.a. AT 1760 – The J. Geils Band, Living Colour, Brand New en Fuel)

(1574) Tim Knol – Tim Knol (2010)

Komt net als Jacco Gardner uit Hoorn. Knol begon zijn muzikale reis in een lokale band en besloot op een gegeven als soloartiest verder door te gaan. Met een aardig resultaat. Want Tim Knol kreeg in 2010 lovende kritieken voor dit debuut. Tegenwoordig is Knol uitgegroeid tot een volwassen artiest met een alweer rijk muzikaal leven achter de rug, en heeft inmiddels acht albums op zijn naam. Iemand die we in Nederland moeten koesteren, en van wie je het gunt een doorbraak te krijgen in vooral de Verenigde Staten. Misschien dat dat er nog een keer van komt, want Knol is denk ik een doorzetter. Er staan veertien leuke alt country/country rock achtige popliedjes op dit debuutalbum, waarvan Sam ooit op single is uitgebracht. Met hulp van Anne Soldaat (Johan), Matthijs van Duijvenbode (Johan, Tangerine), Reyer Zwart, Jeroen Kleijn (Daryll-Ann, Johan), Jacob de Greeuw (Johan) en Kees Schaper (Douwe Bob, Tangerine en Jet rebel) kan het natuurlijk ook niet mis gaan. Betere muzikanten kon Knol voor dit album niet wensen. Een aantal nummers doen vaak aan The Jayhawks en Neil Young denken (al kan dat ook door de elektrische gitaar van Anne Soldaat komen op bijvoorbeeld het nummer Driving Home). En dat is een compliment. Music In My Room is een werkelijk prachtig mooi gevoelig liedje, echt heel mooi. Sounds Familiar is ook een hoogtepunt, met gebruik van een mooie steelgitaar. Find All The Love ook. Eigenlijk klinken alle nummers erg spontaan, alsof het Knol geen enkele moeite kost om zijn diepere gevoelens in pakkende liedjes op muziek om te zetten. Hij is een verhalenverteller. Een oude artiest in een jong lichaam. Alles klinkt erg luchtig. Uitgebracht door Excelsior Records (ALBUM TOP 1760- o.a. Johan, Moss, zZz, Anne Soldaat, Spinvis, Alamo Race Track). Geproduceerd door Matthijs van Duijvenbode en Frans Hagenaars (ALBUM TOP 1760 – Johan, Anne Soldaat, Alamo Race Track, Caesar) in de SSE Studio in Muiden. En wat mij betreft een Nederlands K lassiek album. En bovendien muziek waarvan je vrolijk wordt.

(1575) Agnes Obel – Philharmonics (2010)

Philharmonics was het debuut van deze Deense zangeres uit Kopenhagen. Heeft alle nummers zelf geschreven, zelf alle instrumenten bespeeld, vooral op piano, met hier en daar een kleine gastbijdrage van een cellist, een gitarist, een achtergrondzanger, en heeft dit album ook zelf geproduceerd. Wel staat er een cover op van John Cale, genaamd Close Watch. De inspiratie om dit album te maken kreeg ze nadat ze in 2008 was verhuisd naar Berlijn. Het is zeer rustgevende muziek, dat moet worden gezegd. Alsof je het kabbelende water op de achtergrond of door alle nummers heen hoort. Maar dat is eigenlijk het nadeel van dit album. Want je valt er haast door in slaap. Het is namelijk een beetje te rustgevend voor m’n gevoel, het is een beetje te eentonig. Het mist spanning. Sommige nummers is haast klassieke muziek (de Franse componist en pianist Erik Satie schijnt een inspiratiebron voor haar te zijn) en doen ook zeer filmisch aan. Een nummer is in een reclamefilmpje gebruikt, drie nummers zijn gebruikt voor een soundtrack voor een film, en een aantal nummers zijn gebruikt in verschillende televisieseries, en ook nog voor een documentaire. En als men een zangeres als Obel al gaat vergelijken met zangeressen als Tori Amos en PJ Harvey en zelfs Alanis Morissette, dan mist ze helaas diepgang. Hier en daar hoor je een melodie dat leuk gevonden is zoals Just So, Beast en Brother Sparrow, maar waarvan je weet dat je dat ook al eens ergens een keer eerder hebt gehoord. Uitgebracht door PIAS (Play It Again Sam) Recordings.

(1576) Antony and the Johnsons – The Crying Light (2008)

Er staan een paar wonderschone nummers op dit album, eigenlijk wel het merendeel. Maar op een gegeven moment gaat vooral de hoge en vaak vibrerende stem van leadzanger Anohni snel vervelen. Die is niet aan mij besteed. Soms grijpt een bepaalde stem je bij je strot en soms ook niet. Maar aan de stem van Antony kan ik maar niet wennen. Hoe vaak ik er ook naar luister. In die paar nummers dat het me wel raakt snijdt het echter dwars door je hart, en die zijn dan weer prachtig. Want het is zeker een oprecht album. De eerste drie nummers Her Eyes Are Underneath The Ground, Epilepsy Is Dancing en One Dove zijn behoorlijk intens en adembenemend. Maar in een groot aantal nummers zingt Anoni vooral op een manier alsof alles in de wereld ellendig is, dat hij zelfmedelijden heeft, alsof hij elk moment in huilen kan uitbarsten, en dat hij het ondraaglijke leed van het bestaan op zijn schouders moet laten rusten. En dat mag natuurlijk allemaal. Want dat maakt muziek soms ook zo mooi. Het album behandeld onderwerpen als leven, dood en wedergeboorte, en alles zeer diepzinnig gezongen. Maar een nummer als Daylight And The Sun is voor mezelf eerlijk gezegd een beetje aanstellerij om niets. Aeon, het enige nummer met een elektrische gitaar op de voorgrond (en dat de zanger zich een beetje kwaad lijkt te maken), is wel weer goed gelukt. Een van strijkarrangementen is gedaan door Nico Muhly, zoals Everglade. Wat mij betreft ook een van de hoogtepunten van het album.

(1577) ZZ Top – Rhythmeen (1996)

Lekkere vette dampende blues rock van de mannen van ZZ Top. Om met de volumeknop flink omhoog keihard uit de speakers te laten komen. Na ons in de jaren tachtig getrakteerd te hebben op hits als Got Me Under Pressure, Sharp Dressed Man, TV Dinners, Gimme All Your Lovin’ en Legs van het album Eliminator, kwamen Billy Gibbons, Dusty Hill en Frank Beard een eeuwigheid later met dit meer blues georienteerde en minder commercieele album. En meer terug naar hun roots van hun eerste albums uit de jaren zeventig. En dus geen nummers als Legs, Gimme All Your Lovin, of Sharp Dressed Man, maar nog wel steeds met die lekkere vuige, zuigende, modderige en broeierige Texaanse muur van gitaargeweld, waarop dit keer nauwelijks of geen keyboards zijn te horen. Zanger en gitarist Billy Gibbons heeft op dit album helemaal de swang, zowel op zijn gitaar als met zijn stem: alsof hij ons probeert te bezweren de alligators in het moeras te vermorzelen. Met een glas Jack Daniels in je knuist, is dit album als een groot smakelijk stuk vlees op een BBQ. Zomperiger kan het allemaal niet. What’s Up With That (met een gastrol van James Jarman op harmonica). Rhythmeen, Bang Bang, Black Fly, Vincent Price Blues, Hairdresser en Prettyhead, zijn de beste nummers. Loaded valt helaas een beetje uit de toon, en klinkt een beetje als een slap aftreksel van hun jaren tachtig periode. Dat nummer wordt gezongen door Dusty Hill.

(1578) Be-Bop Deluxe – Sunburst Finish (1976)

Be-Bop Deluxe heeft in de jaren zeventig vijf albums gemaakt. Sunburst Finish was het derde. Op het album staat de single Ships In The Night, een leuk nummer met een gastoptreden van Ian Nelson, broer van zanger, gitarist, songschrijver en oprichter van de band Bill Nelson, op saxofoon. Bill Nelson (in de jaren tachtig ook op een aantal albums van David Sylvian te bewonderen) is in de jaren van het bestaan van deze band het enige constante lid geweest. Ik moet eerlijk bekennen dat ik in de jaren zeventig en tot een paar jaar geleden, nog nooit van Be-Bop Deluxe had gehoord. Ik heb ook alleen maar dit album van deze band. Het is een spannende en zeer afwisselend klinkende CD met interessante composities. Het is een soort combinatie van progressieve rock, hard rock, classic rock, art rock, reggae, glam rock en new wave. En er staan een paar zeer goede gitaarsolo’s van Bill Nelson op, vooral op het nummer Crying To The Sky. Crystal Gazing, doet met het blaaswerk ver naar de achtergrond gemixt, zelfs een beetje aan de Beatles en ELO denken (en als je er een paar keer naar luisterd hoor je eigenlijk een nummer dat makkelijk op Out Of The Blue van een jaar later had kunnen staan). Uitgebracht door Harvest, en co-geproduceerd door Bill Nelson en John Lecke (ALBUM TOP 1760 – Muse, The Stone Roses). Het album is opgenomen in Abbey Road, E.M.I. Studios en Air Studios. Eigenlijk begrijp ik nog steeds niet dat ik vroeger nog nooit van deze band had gehoord, Waarschijnlijk omdat ik ze toen nooit op TV heb gezien. Zelfs in Engeland hebben ze ooit maar een keer een optreden gedaan bij Top Of The Pops. En zijn er op You Tube ook beelden van ze te zien bij The Old Grey Whitle Test. Sunburst Finish is echt verassend goed!

(1579) The Trammps – Disco Inferno (1976)

Ben nooit de grootste liefhebber van disco geweest. Toch was er vroeger een verschil tussen goed gemaakte disco en ronduit verschrikkelijk gemaakte rotzooi. Ik heb maar tien albums in mijn 1760 lijst die ik zelf dan als disco beschouw en wat ik dan nog wel goed vind. De ene natuurlijk weer beter dan de andere. Disco Inferno van The Trammps is zeker geen slecht gemaakte muziek. Ik beschouw het dan wel niet als het beste disco album, maar probeer maar eens stil te blijven zitten (ik vind wel gewoon dat je naar muziek moet luisteren en er niet op moet gaan dansen) op het nummer Disco Inferno (burn baby burn). En dat vind ik dan weer een van de beste disco nummers die ik ken. Als ik in mijn jeugd al de dansvloer op ging was het alleen bij dit soort nummers. Het is uitermate hypnotiserend. En er lijkt maar geen einde aan te komen. Het is een soort van vulkanische erupsie van sensueel muzikaal genot, en dan meer dan tien minuten lang. Het hele album bevat maar zes nummers: Body Contact Contract, Starvin’, I Feel Like I’ve Been Livin’ (On The dark Side Of The Moon), Disco Inferno, Don’t Burn No Bridges en You Touch My Hot Line. Op zich is er niets met deze nummers. Maar de single Disco Inferno steekt er gewoon bovenuit. Het is ook terug te vinden op het soundtrack album van Saturday Night Fever. Afgezien van The Trampps zelf (Jimmy Ellis, Robert Upchurch, Earl Young, en Harold en Stanley Wade), doen er op dit soort albums die in de Sigma Sound Studios opgenomen zijn een flink aantal MFSB sessiemuzikanten aan mee, zoals o.a. Ronald Baker op bas (AT 1760 – O’ Jays, MFSB), drummer Earl Young (AT 1760 – O ‘Jays, MFSB) op gitaar Norman Harris (AT 1760 – O’ Jays, MFSB), Bobby Eli (AT 1760 – O’ Jays, MFSB, Teddy Pendergrass), T.J. Tindall en Ron Kersey. Drie nummers zijn geproduceerd door Norman Harris, en drie door drie andere producers, door Ronald Baker, Ron Kersey en Earl Young. Opgenomen dus in Sigma Sound Studios (ALBUM TOP 1760 – O’ Jays, MFSB, Lou Rawls, Teddy Pendergrass) in Philadelphia. Uitgebracht door Atlantic.

(1580) Francesco Guccini – Parnassius Guccinii (1993)

Er staan negen liedjes op dit album. Met een beetje fantasie hoor je hier en daar een soort Italiaanse Dylan. En een van de nummers Angelina verwijst ook naar een Dylan nummer Farewell Angelina, maar gaat in feite over een stuk gelopen relatie van Guccini. Mooie muziek om naar te luisteren voor op een regenachtige dag. Doet me soms ook aan Paolo Conte denken. Het is erg meeslepend allemaal. Het sleurt je bij wijze van spreken mee de afgrond in. Het is weemoedige muziek met zeer diepezinnige teksten. In Italie is deze man gewoon een grootheid. Guccini had al vijftien albums op zijn naam staan toen hij in 1993 met dit album op de proppen kwam (en ook heel wat boeken, want Guccini is ook een schrijver en ook een acteur), zijn debuutalbum gaat helemaal terug naar 1967. Parnassius Guccinii verwijst naar een vlinder die voor komt in de Toscaans-Emiliaanse Apennijnen en die in 1992 vernoemd was (parnassius mnemosyne guccinii) naar deze Italiaanse singer-songschrijver. In het nummer Parole zijn citaten van Shakespeare verwerkt. We horen zelfs Land of Hope and Glory in het nummer Nostra Signora Dell’ipocrisia, met een mooie stukje klassieke piano. Luna Fortuna heeft flamengo invloeden. En de saxofoon en de piano staat in menig nummer op de voorgrond. Het album is prachtig en kraakhelder geproduceerd, en heeft ooit een Targa Tenco gewonnen, een Italiaanse muziekprijs voor singer-songschrijvers.

BACK ON TOP

Albums 1581 – 1590

(1581) Eefje de Visser – Nachtlicht (2016)

Nachtlicht van Eefje de Visser heeft iets mysterieus. Iets ongrijpbaars wat je aandacht blijft vasthouden. Je hoeft er niet heel goed naar te luisteren om de schoonheid er in te blijven ontdekken. Een mooie CD dus. Nachtlicht is het derde album van deze zangeres uit Voorburg. Al in 2011 verschenen de albums De Koek, in 2013 Het Is, en vier jaar na dit album, in 2020, Bitterzoet. In 2009 heeft ze De Grote Prijs van Nederland gewonnen. De Nederlandstalige teksten zijn dan weliswaar soms moeilijk te verstaan (ze zingt een beetje binnensmonds en haar stem is wat naar de achtergrond gemixt), maar zijn wel mooi poetisch geschreven (en ook moeilijk te lezen in het inlegboekje met blauwe letters op een zwarte achtergrond). Je moet er dus moeite voor doen om je de muziek eigen te maken. Dromerig, surrealistisch en sfeervolle elektronica, dat is denk ik de beste omschrijving van wat je hoort. De Visser is het bewijs dat er, al is dit album alweer vijf jaar geleden verschenen, nog steeds goede Nederlandstalige popmuziek gemaakt kan worden. Het eerste nummer Scheef is echt prachtig en wonderschoon, ik kan niet anders zeggen. Luister is een klein pareltje: breekbaar en spannend. En alle andere liedjes zijn allemaal zeer sfeerrijk gemaakt. Muzikaal misschien niet helemaal met elkaar te vergelijken met Roosbeef, en ook heel anders geproduceerd uiteraard, heeft het wel degelijk aanknopingspunten wat de teksten bestreft (en ook met Spinvis trouwens). En deze van de Visser vind ik dan nog net iets beter, ook al scheelt het niet veel. Het hele album geeft je een ongemakkelijk gevoel, wat ik in dit geval positief vind. Want er valt dus veel te ontdekken. En steeds weer als je naar dit album luisterd ontdek je steeds weer nieuwe dingen. Een goed album dus. Opgenomen in maar liefst zes studios in twee steden, in twee landen, in Nederland en Belgie, in Utrecht en in Gent. En uitgebracht door Eefjes Platenmaatschappijtje.

(1582) James Blunt – Back To Bedlam (2004)

Back To Bedlam was het debuutalbum van Blunt. Er staan maar liefst zes singles op (waarvan een, het nummer High, zowat een jaar later als reissue verscheen), en waarvan You’re Beautiful het meest succes had. Vaak denk ik, als ik deze muziek weer eens op de radio of op TV voorbij hoor komen, waarom ik dit album in vredesnaam ooit gekocht heb. Misschien omdat het nummer You’re Beautiful me lichtelijk aan Cat Stevens deed denken? En steeds weer als ik het hoor vind ik het gewoon een goed gemaakt liedje. Maar het overgrote deel van dit album is echter bitterzoet. Het is wat teveel van het goede. Voor mezelf is het net een beetje voorspelbare clichematige tranentrekkende soft rock emo. Om het nog vriendelijk te zeggen: het raakt me niet zo. Van de tekst van Cry raak ik lichtelijk overstuur (i have seen peace, i have seen pain, resting on the shoulders of your name). Blunt is niet de enige artiest die een militaire loopbaan achter de rug heeft (in mijn lijst met 1760 album zijn daarvan talloos veel voorbeelden van terug te vinden) hij kreeg vrijwel meteen een platencontract toen hij het Engelse leger verliet, maar waarschijnlijk is hij de enige die er zo emotioneel over zingt. Niet dat dat erg is, want wie ben ik om daar over te oordelen. De man zal ongetwijfelijk veel meegemaakt hebben. Wat dat betreft is Back To Bedlam dus wel een eerlijk album. Maar misschien een beetje te braaf. Maar You’re Beautiful steekt er dus boven uit, samen met So Long Jimmy (een van de vier nummers die dus niet op single zijn verschenen). Verder speelt Jimmy Hogarth (AT1760 – Duffy) akoestisch gitaar en keyboards op Wisemen, en doet co-producer Tom Rothrock (AT1760 – Elliot Smith) de achtergrondzang op Out Of My Mind. Uitgebracht door het door de 4 Non Blondes zangeres Linda Perry opgerichte Custard Records, die zelf op No Bravery ook nog gitaar speelt. Het nummer gaat over de Kosovo oorlog die Blunt als Kapitein meegemaakt heeft. En ook dat nummer is een van de betere van het album.

(1583) Texas – Southside (1989)

Niet afkomstig uit een stad uit Texas natuurlijk maar uit Glasgow (Album Top 1760 – o.a. Bert Jansch, Battlefield Band, Simple Minds, Donovan en Franz Ferdinand) had Texas met dit debuutalbum een aardige hit te pakken met de single I Don’t Want A Lover. Een lekker in het gehoor liggend slidegitaarnummer, dat aan Ry Cooder doet denken. Texas vergelijk ik altijd een beetje met Garbage. Deze van Texas zit een beetje tussen pop en rock in. En deze van de uit Schotland afkomstige band vind ik net iets fijner om naar te luisteren dan die van die Amerikaanse band zoals hieronder beschreven, waarvan ik Everyday Now trouwens weer een van de weinige betere nummers vind. Want niet het hele album kan me eigenlijk boeien. Er staan wat mij betreft een paar nietszeggende nummers op, zoals Tell Me Why, Faith en Fool For Love. Van het verhaal over de oprichting van Texas zou zomaar zo’n Engelse feelgood film gemaakt kunnen worden (Local Hero, The Englishman Who Went Up a Hill But Came Down a Mountain, The Full Monty, Brassed Off, Sunshine on Leith – met die aanstekelijke muziek van die andere Schotten The Proclaimers): drie kappers besluiten samen om een bandje te beginnen, waarvan een van de bandleden een nicht is van een ander bandlid van de ongeveer op hetzelfde moment opgerichte groep Gun (Mark Rankin van Gun is de neef van zangeres Sharleen Spiteri van Texas) en een ander, Stuart Kerr (van Texas), dezelfde achternaam heeft als de broer van weer een ander bandlid van diezelfde groep (Gun), en die dan weer wel de broer (Mark Kerr) is van een zanger van weer een andere band (Jim Kerr van Simple Minds). Zover ik weet is Stuart Kerr geen familie van de twee andere Kerr’s. Maar ik kan me vergissen. Geproduceerd door Tim Palmer (AT1760 – The Mission, Tin Machine). En wereldwijd uitgebracht door Mercury/Phonogram.

(1584) Moonspell – Irreligious (1996)

Moonspell is een Portugese gothic metal band. Opgericht in 1992. In 1994 verscheen er al een EP van deze heren uit de Portugese stad Amadora, genaamd Under the Moonspell. In 1995 kwam hun echte debuut Wolfheart uit, dat nog als black metal omschreven kan worden. En in februari van dit jaar kwam hun twaalfde album Hermitage nog uit. Irreligious was hun tweede album. Ik moet zeggen Irreligious is een lekker klinkend geheel. Met veel atmosfeer over monniken, wolven en kerkklokken. Middeleeuwse perversies? Jazeker dat zit er allemaal in. Het is allemaal lekker duister, sinister, onvoorspelbaar en afwisselend. Al zit het misschien hier en daar een beetje tegen de bombast aan, maar het klinkt zeker in het geheel niet storend. Sterker nog, heb zelf het idee dat ze daar de spot mee drijven. De zanger Fernando Ribeiro (ook verantwoordelijk voor alle teksten) gebruikt zijn lage diepe stem om alles behoorlijk wat lading te geven, met af en toe een grunt. Door het hele album heen staan verschillende goede gitaarsolo’s van gitarist Ricardo Amorim. Een van de beste nummers is A Poisoned Gift, dat net als de meeste andere nummers overigens, niet zullen misstaan als achtergrondmuziek in een goede horrorfilm. En daarover gesproken gaat Herr Spiegelmann over het hoofdpersonage van Patrick Susskinds roman Het Parfum. Een ander hoogtepunt is Full Moon Madness, dat een klein dramatisch meesterwerkje genoemd kan worden. Geproduceerd door de in Duitsland wonende Pool Waldemar Sorychta die ook het Mandylion album van The Gathering heeft gedaan en Karmacode van het Italiaanse Lacuna Coil in mijn lijst met 1760 albums. Irreligious wordt door velen beschouwd als hun beste werk. Ik heb zelf alleen maar dit album van deze Portugezen. Of dat inderdaad zo is kan ik dus niet zeggen. Maar als je klaar bent met het beluisteren van dit album heb je een intense luisterervaring achter de rug. Mij bevalt dit album uitstekend.

(1585) Garbage – Version 2.0 (1998)

Niet echt een heel bijzonder album van deze band, met die drummer, Butch Vic, die zeven jaar eerder werkzaam was als co-producer van Nevermind van Nirvana. Beste nummers zijn eigenlijk alleen I Think I’m Paranoid en The Trick Is To Keep Breathing. Maar die vind ik dan weer wel heel aardig. Een monotone eentonige brij van geluid, meer is het eigenlijk niet echt wat er is te horen op deze schijf. Zeker heeft het een aantal momenten waarvan je kunt denken dat dat spitsvondig gevonden is. Maar het meerendeel van de minuten die je tijdens het beluisteren van dit album moet wegslikken, is een ware beproeving. Ik heb er geen enkele emotionele binding mee. Het grijpt me niet aan. De zang klinkt afstandelijk en van de teksten van zangeres Shirly Manson begrijp ik ook al helemaal niets. Alles klinkt in feite hetzelfde en lijkt de repeat knop constant in gedrukt te staan. Soms klinkt het allemaal ronduit irritant. Maar dan kom je erachter dat het nog veel irritanter kant zijn, zoals Hammering In My Head. Verder komt Don’t Worry Baby van The Beach Boys ook nog voorbij drijven in het nummer Push It. Is Special gewoon The Pretenders. En verder hoor je allemaal riedeltjes, samples, rifjes, plofjes en deuntjes die je al eens eerder op andere albums hebt gehoord. Niet echt origineel allemaal.

(1586) Roosbeef – Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten (2008)

Is net als het onderstaande album van Tangarine uitgebracht door Excelsior Records. Alternative rock uit Nederland. Opgericht in 2003 door de toen vijftienjarige leadzangeres Roos Rebergen. In 2005 won de band de Grote Prijs Van Nederland in de categorie Singer/Songwriter. Roosbeef bestaat op dit album uit Roos Rebergen (zang, piano, accordeon), Reineer van den Haak (gitaar), Harmen de Bresser (bas, contrabas) en Tim van Oosten (drums). Dit album uit 2008 valt vooral op door de interessante teksten, die een beetje doen denken aan Spinvis. Het zijn eigenlijk nog net geen gedichten. Maar ze zijn geschreven zoals mensen met elkaar praten. Ze komen zeer direct over en spreken mij in iedergeval wel aan. Zangeres Roos Rebergen zingt op een manier alsof ze smeekt dat je alles nog maar eens een keer moet heroverwegen. Ze geeft je advies. Ze lijkt alles net even iets anders te zien dan de luisteraar. En dat allemaal toch op een vriendelijke manier. In de teksten zitten allemaal dubbelzinnigheden. Met zinnen als “‘k geef hem zonnebrandcreme mee, want daar schijnt pas echt de zon” in Jongen Gaat Het Leger In. Er zit verder geen dwang achter. Ze constateert alleen maar heel veel. Zeer prettig om naar te luisteren. Onderandere opgenomen in SSE in Weesp (ALBUM TOP 1760 – Bettie Serveert, zZz, Alamo Race Track, Tangarine). Geproduceerd door de Belg Tom Pintens, die op dit album ook op een paar nummers meespeelt op klarinet, piano, akoestisch gitaar en synthesizer. Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten is een soms stevig rockalbum met intelligente teksten, een goede zangeres en met heel veel lucht in de nummers zelf. En soms heeft het iets van kleinkunst weg. Het geeft rust om na te denken en net alles anders te zien zoals de dingen vaak lijken te zijn.

(1587) Tangarine – Seek & Sigh (2013)

Hoewel de broers, Sander en Arnaut Brinks, voor dit album verscheen al eerder van 2008 tot en met 2010 wat projecten hadden uitgebracht, kun je deze rustig als hun debuut bschouwen. En wat volhouden betreft en geloven in jezelf, zijn deze twee broers, oorspronkelijk afkomstig uit Lelystad maar opgegroeid in Assen, ware kampioenen. Uitgebracht door Excelsior Records (ALBUM TOP 1760 – o.a. Johan, Moss, zZz en Anne Soldaat), vind ik dit album toch een klein meesterwerkje. Heel mooi geproduceerd met prachtige folkpop- en countryliedjes, door Frans Hagenaars en Matthijs van Duijvenbode in Studio Sound Enterprise in Weesp, doen deze jongens toch een beetje denken aan Simon & Garfunkel, en een enkel nummer zoals Motion Of Light zelfs aan The Everly Brothers. Walls Around My Soul had zomaar door Paul Simon gezongen kunnen zijn. En de Past In Us is gewoon psychedelishe muziek met Matthijs van Duijvenbode op keyboards. En dat bedoel ik echt als een compliment. Want alle nummers met een uniek eigen geluid en met hun stemmen die zo mooi bij elkaar passen. Invloeden van Gram Parsons, Townes Van Zandt, The Byrds, komen op dit album allemaal voorbij. Erg knap gedaan. Deze jongens uit Lelystad verstaan het vak van het schrijven van pakkende liedjes. Grote talenten die nu misschien niet meer zo in de aandacht staan helaas (en ja, wie eigenlijk tegenwoordig nog wel). En dat is jammer. Want ze verdienen dat zeer beslist. Seek & Sigh uit 2013 is toch een beetje tot een soort van cult album uitgegroeid. Een voor Nederlandse begrippen onwijs goed album. De broers mogen oprecht trots zijn dat ze dit hebben weten te maken. Het had zomaar ergens in de jaren zeventig gemaakt kunnen zijn, en de broers hadden zomaar in Toponga of Laurel Canyon kunnen wonen. Maar misschien dat ik nu een beetje teveel doordraaf.

(1588) Alison Krauss & Union Station – Lonely Runs Both Ways (2004)

Krauss heeft een aantal soloalbums op haar naam staan, maar deze is met haar begeleidingsband Union Station met wie ze zes albums heeft ogenomen, en allemaal voor Rounder Records (ALBUM TOP 1760 – Boozoo Chavis and the Magic Sounds, Jo-El Sonnier, Steve Young, Nathan and the Zydeco Cha Chas, Steve Martin and the Steep Canyon Rangers). Dit album is een combinatie van country en bluegrass, met toch de nadruk op bluegrass. Mooiste nummers zijn Rain Please Go Away, My Poor Old Heart, Doesn’ t Have To Be That Way, de Woody Guthrie cover Pastures Of Plenty, en het instrumentale Unionhouse Branch. Toevallig zijn dit allemaal nummers die me doen denken aan de film O Brother, Where Art Thou? van de Coen Brothers (waar Krauss zelf en bandlid van Union Station, Dan Tyminski, muzikaal sterk mee te maken hebben gehad). Helaas spreken de meer country achtige nummers, gezongen door Krauss, me iets minder aan. Maar dat zijn er eigenlijk niet zo heel veel. Die zijn me een beetje te zoetzappig en te gladjes, zoals het openingsnummer Gravity, Goodbye Is All We Have, Crazy As Me en Wouldn’t Be So Bad (van Gillian Welch). Niet dat er iets mis is met de stem van Krauss, want die is beslist doorleeft en gevoelig. Deze nummers zoals Restless, Borderline en Living Prayer, zitten misschien nog net op het randje, maar ik vind het toch allemaal iets te braaf. Toch is het een goed album, mede dankzij Dan Tyminski (zang, gitaar, mandoline) en de andere bandflden van Union Station. Ik heb ook nog een ander album van Krauss in mijn 1760 lijst, Raising Sand, een samenwerking met Robert Plant. En die bevalt me stukken beter. Maar dit album bevat voor m’n gevoel nog net genoeg mooie bluegrass om het goed te vinden.

(1589) Pistol Annies – Hell On Heels (2011)

Countrypop uit Nashville. Pistol Annies bestaat uit Miranda Lambert, Ashley Monroe en Angaleena Presley (nee geen familie). Zijn ooit bij elkaar gekomen na een TV Special in 2011, Girls’ Out: Superstar Women of Country. Niet veel later in hetzelfde jaar verscheen dus dit album. En ooit gekocht, ja waarom weet ik eigenlijk niet meer. Maar ik moet zeggen, deze muziek staat me niet tegen. Het is beter dan je meteen zou denken als je dames zo ziet op de hoes van de CD. Country muziek wordt vaak met goede intenties gemaakt. Het is eerlijk, recht voor zijn raap en bestaat vaak uit goede muziekanten. Zo ook dit album, door onderandere gitarist Randy Scruggs (ALBUM TOP 1760 – Waylon Jennings), zoon van Earl Scruggs, bassist Glenn Worf (ALBUM TOP 1760 – Mark Knopfler and Emmylou Harris), drummer Matt Chamberlain (ALBUM TOP 1760 – The Wallflowers, Ron Sexsmith, John Mayer, Stevie Nicks, Fiona Apple), en ook op gitaar Richard Bennet (AT1760 – Mark Knopfler and Emmylou Harris, The Mavericks). Ashley Monroe zelf staat overigens ook in mijn 1760 lijst met een soloalbum. Van de andere twee dames heb ik niets, maar hebben ook verschillende soloalbums uigebracht. En de dames hebben zeer zeker mooie stemmen die bij elkaar passen. Vooral de uptempo nummers zijn goed te verhapstukken. Bad Example (lijkt wel erg op Jambalaya (On The Bayou), Housewife’s Prayer, The Hunter’s Wife en Family Feud. Pistol Annies hebben tot 2018 drie albums uitgebracht.

(1590) Nikki Lane – Highway Queen (2017)

Op dit tien nummers tellende alternative country album zingt Nikki Lane over 700.000 rednecks, over de koningin van de snelweg, over grote monden en over modderige wateren. Highway Queen is Lanes derde album en haar tweede voor New West Records (ALBUM TOP 1760 – Steve Earle, Robert Ellis, Daniel Romano, All Them Witches). Het is een album dat me zeer bevalt. Lane zingt met een haast duistere ondertoon zeer humoristisch over teleurstellingen in haar leven. Ze weet alles precies te raken. Er is echter geen bitterheid in de teksten terug te vinden. Het leven is zoals het is. Een van die liedjes, Jackpot, gaat over een romantisch avontuurtje in gokstad Las Vegas. Lay You Down gaat over afscheid nemen van een dierbare. Big Mouth gaat over roddelen en over valse geruchten verspreiden in een kleine dorpsgemeenschap. En Companion, een van de mooiste liedjes, gaat over trouw en onvoorwaardelijke liefde. Er zit nog net geen snik in, maar Lane zingt wel met een betoverende hese stem. Op al die liedjes. Ze kijkt terug op haar leven; naar teleurstellingen, mislukkingen en verloren liefdes, maar geeft niemand de schuld. Ze zet haar schouders er onder en gaat verder; om te zoeken naar nieuwe uitdagingen en nieuwe horizonnen. Highway Queen is een soort van roadmovie, het raakt je midden in je hart. En Niki Lane schrijft prachtige teksten, poetisch haast. Hoe vaker je naar dit album luisterd hoe beter het wordt. Nikki Lane is tegelijkertijd een American Outlaw en een sweetheart of the rodeo. Een dochter van Dolly Parton en een nichtje van Lucinda Williams en Margo Price. Een groot talent dus. Onderandere opgenomen in The Echo Lab in Denton, Texas (AT1760 – Shearwater).

BACK ON TOP

Albums 1591 – 1600

(1591) Jon and the Nightriders – Fiberglass Rocket (1996)

Wat me aan dit album bevalt is dat het laat horen dat oprichter, archivaris en schrijver van een paar boeken over de geschiedenis van surfmuziek, John Blair, meer dan een uitstekend gitarist is. Opgericht in 1979 in Riverside, Californie, en debuterend met een album uit 1980 genaamd Surf Beat ’80, trad Jon and the Nightriders voornamelijk op in de Los Angeles nachtclub scene. Tot 2000 hebben The Nightriders acht albums uitgebracht. De band heeft zeker bijgedragen aan de opwaardering van surfmuziek in het algemeen. Het is alsof je met dit album terug gaat in de tijd. Depth Charge, het eerste nummer meteen al, is een voorbeeld van surf dat ze in de jaren zestig al maakten. Je wilt als het ware hierdoor automatisch je surfplank (de fiberglass rocket) pakken en de wildste golfen berijden. Maar kijk uit voor de onderstroom want daar liggen deze heren op de loer. Ze pakken je vast en laten je niet meer los. Erg inspirerend allemaal. Want deze heren schudden surf uit hun mouw alsof het allemaal niets is. Behorend bij de second wave of surf, is dit album misschien niet zo interessant als bijvoorbeeld die van The Blue Stringrays, maar het is zeker wel beter dan die van Laika and the Cosmonauts. De zestien nummers, zijn allemaal van een goed niveau. En er staan een paar klassiekers op zoals Apache en Hurricane (The Shadows o.a.) en ook een nummer van Los Straitjackets genaamd Tailspin. Jon and the Nightriders neemt geen moment gas terug. En dat bevalt me wel. Uitgebracht door Atomic Beat Records. En geproduceerd door John Blair zelf.

(1592) Dick Dale – Calling Up Spirits (1996)

Er staan twee albums van Dick Dale in mijn 1760 lijst. Deze en een van Dick Dale and his Del-Tones. Dale hoort wat mij betreft op z’n minst in het rijtje Les Paul, Duane Eddy, Leo Fender en Chuck Berry thuis. Is erg belangrijk geweest voor gitaristen in het algemeen. Ooit gekocht op een rommelmarkt is deze bij vlagen aangenaam om naar te luisteren, hoewel dat maar een paar spaarzame momenten zijn. Een paar uitzonderingen zijn Nitrus, The Wedge Paradiso (Dale op trompet) en Third Stone From The Sun, de cover van Hendrix. Het is onvervalste surf, of in dit geval surf revival, maar niet de beste die er is. Bij al die nummers zoals The Pit, Doom Box, Catamount, Calling Up Spirits, Temple Of Gizeh en Bandito komt dan wel de rook uit de versterker, de vonken uit de gitaar, en zijn de drummers Prairie Prince (AT1760 – Chris Isaak) en Scott Mathews (ALBUM TOP 1760 – John Lee Hooker) nog zo vaak hard aan het beuken alsof hun levens er vanaf hangen, dat wil niet altijd zeggen dat het dan ook altijd goed is. Fever, ook een cover, valt een beetje uit de toon en is een van de vocale nummers. Window ook een vocaal nummer kan me zelfs helemaal niet boeien. Peppermint Man wel, want daar zit een leuk Hammond orgeltje in van Vince Welnick (ALBUM TOP 1760 – The Tubes), welk nummer overigens ook op Surfer’s Choice staat, zijn album met zijn Del-Tones. Wie voor het eerst naar surf muziek wil luisteren, kan ik deze CD helaas niet aanraden. De geschiedenis van surf is veel rijker dan deze van Dale. Ook al is hijzelf misschien wel de standaard van het hele genre. In ieder geval wat de instrumentale surf betreft. Ik ken betere surf albums dan deze van “The King Of The Surf Guitar”. Maar de man blijft natuurlijk een legende.

(1593) Soft Cell – Non-St0p Erotic Cabaret (1981)

Het duo Marc Almond en David Ball debuteerden met dit album in 1981. Tainted Love is het meest bekende nummer op dit album. En dat heeft wel iets. Zoals het hele album wel iets heeft. Zoals de titel van het album al aangeeft voelt het inderdaad ook wel iets als cabaret aan. Maar dan meer in de sfeer van Cabaret van de gelijknamige film uit 1972 met Liza Minnelli en Michael York. Underground cabaret over verboden liefdes, geheime levens, frustraties, pornobioscopen etc. Je kunt je alleen misschien wel afvragen of dit alles een parodie is, of dat deze muzikanten serieus waren over dit soort onderwerpen. In de tekst in het inlegboekje van de CD zegt Marc Almond dat de muziek op dit album een peepshow is. Het gaat niet over emoties maar over wat je ziet. Behorende bij de New Romantics stroming (ALBUM TOP 1760 – o.a. ABC, Japan, Duran Duran en A Flock Of Seagulls) vind ik dit album misschien minder goed dan die van die andere bands, maar ongeloofwaardig wordt het nooit. Seedy Films, over inderdaad films in pornobioscopen, is zelf verboden geweest in de U.K. Dan heb je wel iets bereikt zou je dan misschien wel kunnen denken. En dat nummer is zeker geloofwaardig. Hoe je ook over het onderwerp denkt. Niet het hele album is evenwichtig, helaas, Entertain Me en Chips On My Shoulder zijn gewoon puberaal gebrabbel op een synthesizer. Sommige nummers zijn wel van een goed niveau. En dat zijn er een stuk of vier. De productie van dit album heeft nauwelijks iets gekost. En dat kun je horen. Dat geeft het een plus. Geproduceerd door Mike Thorne (AT1760 – Wire). Uitgebracht door Some Bizarre Records ( AT1760 – The The, Einsturzende Neubaten). En gedeeltelijk opgenomen in Advision Studios in Londen (AT1760 – Yes, Osibisa, Wire, Gentle Giant, The Yardbirds, Pet Shop Boys).

(1594) Eurythmics – Touch (1983)

Synth-pop uit de jaren tachtig. Altijd interessant. Maar is beslist dus niet het beste synth-pop album in mijn verzameling. Touch was het derde album van Annie Lennox en Dave Stewart. Het kwam uit in 1983, zowat een jaar na Sweet Dreams (Are made Of This). De gelijknamige single van dat album heb ik altijd het beste nummer gevonden dat ze gemaakt hebben. De drie singles Who’s That Girl, Right By Your Side en Here Comes The Rain Again van dit album, vind ik dus duidelijk minder, ook al is Right By Your Side een soort van tropische verassing met die calypso aanpak. Maar Who’s That Girl is een irritant langzaam nummer. Als ze er meer een uptempo uitvoering van hadden gemaakt had ik het misschien beter gevonden. Regrets doet denken aan een nummer van Grace Jones, en doet Annie haar best om enige diepgang aan alles te geven. Wat haar ook lukt, want Regrets is gewoon een goed nummer met Dick Cuthell (ALBUM TOP 1760 – XTC, The Poques, The Specials) op de achtergrond op blaaswerk. Cool Blue is echter een verschrikkelijk wanprodruct en is ronduit gemakzuchtig gemaakt. The First Cut en Aqua (misschien wel het beste nummer) is wel leuke synth-pop, ook met wat diepgang waarbij de synth wel op een creatieve manier goed is gebruikt naar mijn smaak. Ze doen ook aan Grace Jones denken maar is dus spannend en overtuigend. En Paint a Rumour heeft ook blaaswerk. Eindconclusie van dit album is dat Annie Lennox een mooie stem heeft maar dat het soms wel erg veel lijkt op Grace Jones dus. Is dat erg? Nee in dit geval niet. Ik vergeef het ze. Geproduceerd in The Church Studios in Londen.

(1595) The Cross – Mad: Bad: And Dangerous To Know (1990)

Opgericht door Roger Taylor van Queen. The Cross uit Engeland heeft in totaal maar drie albums gemaakt, waarvan dit het tweede was, en ik alleen deze heb. In 1993 is Taylor met dit project alweer gestopt omdat met name die derde CD niet bepaald goed verkocht en maar in een paar landen werd uitgebracht. Ik vind dit album iets beter dan Happiness?, het soloalbum van Taylor in mijn 1760 lijst, dat niet bepaald verheffend is. En deze is ook niet echt goed, helaas. Maar het is wel een echte gitaarplaat dankzij de onbekende gitarist Clayton Moss en Taylor zelf ook. Taylor die in deze periode met het promoten van The Miracle van Queen bezig was, was met The Cross net als bij Queen een gewoon bandlid. Taylor heeft maar twee nummers geheel eigenhandig geschreven en het derde is een gezamelijke compositie met de andere bandleden (Edney, Noone, Macrea, Moss). Een van de weinige hoogtepunten is een cover van Foxy Lady van Hendrix. Liar is ook wel aardig, als enige nummer dat niet door Taylor geschreven is. En Better Things, het enige nummer dat niet door Taylor is gezongen, is zelfs het meest verfrissende. Voor de rest is het allemaal niet spectaculair. Opgenomen in de Mountain Studios in Montreux (o.a. Going For The One van Yes, Black and Blue van de Stones, Lodger van Bowie, zes Queen albums, en ook een aantal albums in mijn 1760 lijst zijn daar gedeeltelijk opgenomen, zoals Back To The Light van Brian May en On The Beach van Chris Rea). Waar ik wel waardering voor heb is dat Taylor in staat was om een echte rockband te starten (in ieder geval op dit album) naast al zijn werk met Queen. Maar dat is het dan ook.

(1596) Geddy Lee – My Favorite Headache (2000)

Ik ben een groot Rush liefhebber. Geddy Lee is altijd een van mijn favoriete bassisten geweest. Toen dit album in 2000 uitkwam heb ik hem dan ook meteen gekocht. Maar helaas ik vind hem niet zo goed als het soloalbum van Alex Lifeson dat ik heb, laat staan wat Geddy Lee allemaal met Rush heeft gedaan. Uitgebracht in 2000, dus in de periode tussen Test For Echo uit 1996 en Vapor Trails uit 2002 (toch eigenlijk niet mijn favoriete Rush periode, ik ben eigenlijk meer een liefhebber van alles tot en met Power Windows uit 1985: alles voor ’85 vind ikzelf uitmuntend en alles daarna uitstekend tot gewoon goed). Misschien is het zo’n typisch bassistenalbum van een bassist die geen bassistenalbum wil maken, ik weet het niet. Het is een beetje saai, vlak en eentonig. Er zit weinig variatie in de nummers. Misschien dat Lee ook te veel heeft willen doen. Hij speelt op dit album bas, gitaar, percussie en piano. Matt Cameron van Pearl Jam en Soundgarden, en in mijn 1760 lijst ook te horen op het album van The Prodigy speelt drums, en Men Mink, die ook betrokken was bij de productie en die wel eens met Rush heeft opgetreden, speelt gitaar, viool en viola. Die paar goede nummers die er op staan zoals The Angels Share en Grace To Grace zijn wel aan te horen, natuurlijk, maar aan het hele album verder valt weinig te ontdekken. De kracht van dit album is dat het net zo goed een Rush album had kunnen zijn (het had zomaar tussen die laatste Rush albums als Vapor Trails, Snakes & Arrows en Clockwork Angels gepast), en de zwakte is dat Geddy Lee hier geen eigen geluid laat horen. Toen ik dit album ooit kocht had ik hier misschien wel een beetje op gehoopt.

(1597) Lou Rawls – All Things In Time (1976)

Op dit album staat de grote hit en zijn meest bekende nummer You’ll Never Find Another Love Like Mine. All Things in Time gaf Rawls carriere een nieuwe boost. Hij stond voornamelijk als jazz zanger bekend. De man heeft vanaf 1962 iets van vijfenzeventig albums opgenomen, varierend van jazz, gospel, blues en soul. Maar All Things In Time is een soul album met hevige jazz invloeden. Wat ik hieronder bij Teddy Pendergrass vermeld heb is dit ook een Gamble en Huff album en ook opgenomen in de Sigma Sound Studios en uitgebracht door Philadelphia International Records. Bij dit label kwam hij terecht nadat hij voornamelijk bij Capitol en MGM albums had uitgebracht. Hij zou in totaal iets van zeven albums bij PIR uitbrengen. Vier nummers op deze CD zijn van Gamble en Huff: You’re the One, You’ll Never Find Another Love Like Mine, Groovy People en This Song Will Last Forever, twee nummers zijn van PIR arrangeur Bunny Sigler, Need You Forever en From Now On (het zwakste nummer van het album) en er is ook een nummer genaamd Pure Imagination, van Leslie Bricusse en Anthony Newley (ALBUM TOP 1760 – Willy Wonka & The Chocolate Factory) en van wie er meerdere nummers op albums in mijn 1760 lijst zijn terug te vinden (Muse, Sergio Mendes & Brasil ’66, Nancy Wilson en Van Morrison with Georgie Fame & Friends). Ik vind dit nummer samen met Your The One, You’ll Never Find en het afsluitende Let’s Fall in Love All Over Again, van het hele album het lekkerste in het gehoor liggen. Voor mensen die vroeger fan waren van de televisieserie Love Boat is dit het perfecte album.

(1598) Teddy Pendergrass – Teddy (1979)

Soulzanger Teddy Penendergrass maakte deel uit van de Philly Sound. Was ooit de leadzanger van Harold Melvin & the Blue Notes (bekend van If You Don’t Know Me By Now, ook gecovered door Simply Red en Don’t Leave Me By Now door The Communards). Pendergrass heeft ooit concerten gegeven die alleen toegankelijk waren voor vrouwen. Hij was te vergelijken met Marvin Gaye en Barry White. In 1985 heeft hij opgetreden op Live Aid. Dit soort muziek wordt ook wel omschreven als slaapkamermuziek. En ik moet zeggen dit album heeft wel wat. Eigenlijk is elk nummer raak. De zoetgevooisde stem van Pendergrass werkt. Ik kan me wel voorstellen dat vrouwen alleen al door zijn stem gek op deze man waren. Een aantal nummers swingen de pan uit. If You Know Like I Know, Do Me en Life is a Circle. En ook de ballads zijn mooi. Come Go with Me, Turn Off the Lights, I’ll Never See Heaven Again, All I Need Is You en Set Me Free. Ze zijn alemaal romantisch van toon. Teddy is een typisch Gamble en Huff album. Drie nummers zijn ook door hen geschreven. Beide oprichters van het Philadelphia label, hebben de twee als producers en muzikanten talloze Philly Sound albums op hun naam staan. Het album is opgenomen in de Sigma Sound Studios in Philadelphia (ALBUM TOP 1760 – The O’Jays, MFSB, The Trammps, Lou Rawls). Geproduceerd door Kenny Gamble, Leon Huff en ook Thom Bell (The Delfonics). Uitgebracht door Philadelphia International Records (ALBUM TOP 1760 – The O’Jays, People’s Choice, MFSB, Lou Rawls)

(1599) Face Tomorrow – In The Dark (2008)

Komt net als Lewsberg in mijn 1760 lijst uit Rotterdam. Is opgericht door gitarist Aart Steekelenburg en heeft tot 2012 bestaan. De band heeft in totaal vijf albums gemaakt. In The Dark was de derde. Spelen indie rock op dit album, en werd ooit gezien als de grote belofte van de Nederlandse Rock. Misschien zou je kunnen zeggen dat alle nummers op dit album erg op elkaar lijken, dat er een aantal momenten van ergenis zijn, en dat het wat afstandelijk is allemaal. Maar als je er een paar keer naar luisterd weet de helft van het album je op z’n minst wel te boeien. Maar meer is het niet. Alle nummers zijn allemaal zo ongeveer in hetzelfde tempo gespeeld: met emotionele uitbarstingen van pijn en geklaag en met een depressief makende stem. Maar wel, dat moet worden gezegd, met stemmige gitaren en met af en toe een stevig geluid. De stem van de zanger Jelle Schrooten doet op Static Eyes en The Mess overigens denken aan die van Racoon zanger Bart van der Weide. Maar dat is geen diskwalificatie. In feite zijn dat de enige vocale nummers die me echt weten te raken. Overpowered is veel gedraaid op de radio, maar is eentonig en vlak. The Stranger en Trial and Error (de andere single) zijn ronduit saai. On My Own is spannend. Memories een instrumentaal nummer vind ik persoonlijk het interessantste: niet omdat er een stem aan ontbreekt maar om het prima gitaarwerk van Aart Steekelenburg. En wat mij betreft is hij dan ook de meest opvallende persoon van dit album. De hoes is trouwens van zeefdrukkunstenares Mara Piccione, wiens werk je op deze instagrampagina kunt bewonderen. Geproduceerd door Martijn Groeneweld (Bertolf, Tim Akkerman, Blaudzun, Ricky Koole) in zijn Mailmen Studio in Utrecht, en uitgebracht door Excelsior (ALBUM TOP 1760 – o.a. Johan, Moss, zZz, Anne Soldaat, Tim Knol en Ceasar).

(1600) Vicente Amigo – Ciudad De Las Ideas (2000)

Amigo is een flamencogitarist uit Spanje. Zijn album Ciudad De Las Ideas (zijn vijfde album) heeft in 2001 een grammy award gewonnen voor het beste flamenco album van dat jaar. En terecht, want als je er zo naar luisterd moet ieder album van deze man een prijs winnen. Amigo, zoals de meeste flamencogitaristen helaas, misschien in Nederland niet zo bekend, kun je qua techniek rustig vergelijken met andere Spaanse meesters als Nino Josele, Paco Pena, Pepe Romero, Tomatito en met de wat meer bekendere grootheden als Paco De Lucia en Al Di Meola. Op dit album staan acht indrukwekkende gitaarstukken. Complexe muziek misschien, maar heerlijk om naar te luisteren. Met op het tweede nummer La Tarde Es Caramelo (Alegrias) en nog meer op het vijfde nummer Bolero de Vicente, een heus orkest en een stemmingvolle harmonica. Misschien is dit niet een traditioneel flamenco album. Je hoort ook jazz invloeden in Compare Manuel (Tangos). Op Tata hoor je trompet en saxofoon. Op Cordoba (Solea) hoor je Amigo alleen op zijn flamenco gitaar. Op het laatste nummer Ciudad de las Ideas staat hij in dienst van de zanger. Flamencogitaristen (en fadogitaristen) zoals Amigo, hebben allemaal een fabelachtige techniek. Kunnen van iedereen een wedstijdje gitaarspelen winnen. Maar gelukkig is muziek geen wedstrijd. Maar in de rust van elke wedstrijd mag je wat mij betreft rustig deze muziek laten horen. Ook al is dit album misschien niet het beste flamenco album dat ik in mijn verzameling heb. Maar zeer zeker de moeite van het luisteren waard. Vicente is een indrukwekkende gitarist. Uitgebracht door BMG Music Spain.

BACK ON TOP

Albums 1601 – 1610

(1601) Cristina Branco – Corpo Illuminado (2001)

Cristina Branco kan iets met je doen. Een vrouw met een sterk karakter en met een grote uitstraling. Cristina Branco schijnt een speciale band met Nederland te hebben. Haar debuutalbum In Holland Live kwam in 1997 uit. En haar vierde album, Canta Slauerhoff, een door Mila Vidal Palleti in het Portugees vertaald album met gedichten van J. Slauerhof, kwam uit in 2000. Ook is ze te horen op het nummer Herinnering aan later van Blof. Corpo Illuminado kwam uit in 2001. Het is een betoverend album. Met prima gitaarwerk van een aantal gitaristen als Jorge Fernando, Alexandre Silva, Miguel Carvalhinto, Jose Fontes Rocha en Carlos Manuel Proenca. Branco zelf zingt met een mooie snik in haar stem. Je geloofd haar onmiddelijk. Bij Corpo Illuminado, Meu Limao de Amargura, Musa en Aconteceu, de eerste vier nummers, ben je meteen geinteresseerd om je aandacht er bij te houden. Je wilt beslist weten waar de zangeres over zingt. Want ze doet haar best om je te overtuigen. Natuurlijk gaat het hier bij deze fadozangeres ook weer om de liefde, de hunkering, de smacht, de tragiek en het onbereikbare. En dat is bij Branco dus ook in goede handen. Ook al zijn alle nummers niet door haarzelf geschreven en de meeste arrangementen van echtgenoot Custodio Castelo. Wie niet van deze muziek houdt moet wel een hart van steen hebben. Corpo Alluminado is vooral tijdloos. Mooie muziek om bij weg te dromen. Van fado en van vrouwen als Cristina Branco krijg je nooit genoeg. Je wilt altijd meer hebben dan dat ze je geven.

(1602) Camane – Pelo Dia Dentro (2001)

Pelo Dia Dentro, uit 2001, was het vierde album van Carlos Manuel Moutinho Paiva dos Santos Duarte, ook wel bekend als Camane. Deze Portugese zanger uit het stadje Oeiras, bracht zijn debuutalbum Uma Noite de Fados uit in 1995, en heeft sindsdien vele internationale prijzen gewonnen. Camane behoort bij de nieuwe generatie fado zangers. Als men fado muziek wil leren kennen moet men vooral bij deze zanger zijn, die zijn eigen nederigheid constant omhoog laat stijgen en nooit tevreden is met zijn eigen prestaties. Want het geheim van de schoonheid van de fado zit verborgen in zijn ziel. In een van die nummers (Marcha Do Bairro Alto-1995) zingt Camane dan ook dat fado zijn vader is en Lissabon zijn moeder. Zijn muziek is een ontdekkingstocht naar de oorsprong van deze muziek. Camane zingt zijn liederen met een trieste ondertoon en met een gepaste afstand: overdrachtelijk en met overtuiging. Met teksten die allemaal gaan over trouw, liefde, jeugd, religie, familie, vriendschap, over het genot van zingen, en over de liefde voor de stad Lissabon. Vijftien nummers dus over het leven zelf. Met een mooie begeleiding van Carlos Manuel Proenca op gitaar, Jose Manuel Neto op Portugese gitaar en Carlos Bica op dubbele bas. Voor de tekst en muziek zijn o.a. Manuela de Freitas, Pedro Tamen en Jose Mario Branco (zover ik weet geen familie van Cristina Branco) verantwoordelijk. Maar Pelo Dia Dentro heeft vooral heel veel diepgang. Echt heel mooi zijn Redond/Ilha, A Cantar E Que Te Deixas Levar, Complicadissima Tia en Sem Deus Nem Senhor. Het album is een boot op een rustig kabbelend riviertje dat je geduldig meeneemt langs alle belangrijke plekken van je leven. Camane is de stuurman bij wie je je dan veilig voelt. UItgebracht door EMI.

(1603) Mafalda Arnouth – Diario (2005)

Welkom in het muzikale dagboek van fado zangeres Mafaldo Arnouth. Waarin Arnauth haar poetische melancholie met veel passionele gedrevenheid aan de luisteraar laat horen. En met, een paar uitzonderingen daargelaten, zoals een mooie uitvoering van La Boheme van Charles Aznavour, allemaal eigen geschreven teksten. Dit zelf geproduceerde album is uitgebracht door Universal Music Portugal, nadat ze haar eerste drie albums had laten uitbrengen door EMI/Virgin. Begeleid door de drie uitstekende gitaristen Diogo Clemente en Ramon Maschio op klassieke gitaar en Paulo Parreira op Portugese gitaar. De begeleiding van Arnauth door deze drie muzikanten door het hele album heen, verdient al even veel lof als haar eigen zangkunsten. En dat maakt dit album dan ook zo aantrekkelijk. Het gitaarwerk op Improviso A Quatro Crescento bijvoorbeeld, door Diogo Clemente, en ook door Marino de Freitas op akoestische bas, en verantwoordelijk overigens voor alle arrangementen van alle nummers op het album, met een bewerking van een fuga van Bach, is niets anders dan een staaltje van technisch kunnen. Maar uiteraard moet de aandacht naar Arnauth zelf blijven gaan. Haar rustgevende en zalvende stem laat een ziel horen waarin pijn en verdriet en eenzaamheid schuil gaan. Met Braziliaanse en Argentijnse invloeden. Als je er een tijdje naar luisterd heb je de neiging om die ziel beter te willen begrijpen. Maar of dat lukt? Arnauth zingt op al die nummers op Diario in ieder geval wel of haar leven er van af hangt. Gedreven en breekbaar. Rasko De Luz en Por Dentro De Mim zijn prachtig. Er staan vijftien nummers op Diario met een totale speelduur van vijfenvijftig minuten. Maar dat had best langer mogen duren.

(1604) Joana Amendoeira – Setimo Fado (2010)

Geboren in 1982, behoord Amendoeira bij de nieuwe fado generatie. Echt bekendheid kreeg ze nadat ze voor het eerst in het openbaar had opgetreden in 1994 op de Grande Noite do Fado in Lissabon. Een jaar later nam ze deel aan de Noite do Fado in Porto dat ze won. Amendoeira is de jongste fadista die ooit een album heeft opgenomen. In de loop der jaren is ze regelmatig te bewonderen geweest in de fadohuizen van Lissabon. Setimo Fado is een album uit 2010. Je hoort op dit album niet alleen maar de klassieke Portugese gitaar, de altviool en de bas, maar ook piano, accordeon, cello en percussie. Dus dit is weer eens wat anders. Het bevat muziek en teksten van dichters en tekstschrijvers als Joao Fezas Vital, Jose Luis Peixoto en Pedro Tamen, maar ook van moderne fadistas zoals Bernardo Sassetti, Pedro Pinhal en broer Pedro Amendoeira en van haarzelf. De zeventien nummers op Setimo Fado laten veel grandeur horen, maar het zijn eigenlijk allemaal droevige liedjes. Je hoort een trotse vrouw zingen met haar borst vooruit. Trots en onverschrokken. Smachtend, verlangend, poetisch en prachtig. O Teu Olhar E Portugal, Fado Rosa Maria, Todas As Horas Sao Breves, Fim De Saudade, Quando Por Fim Amanhece. Fado waar je alleen maar van kan houden. Met een glaasje wijn in de hand en met deze muziek van het leven op de achtergrond, kun je de zwaarste stormen doorstaan. Fadistas als Moura, Branco, Fernando, Camane, Do Carmo, Arnauth, Lains, Amendoeira en Rodriques in mijn 1760 lijst, hebben wat mij betreft allemaal een overeenkomst. Het zijn allemaal artiesten die in staat zijn om je te laten beseffen dat muziek geen grenzen heeft en dat fado je emotioneel echt kan raken. Soms kun je denken was ik maar een Portugees. Maar ja, dan moet je weer tegen ze voetballen.

(1605) Jorge Fernando – Velho Fado (2001)

Als je van goede gitaristen houdt, moet je wel van flamengo maar ook van fado houden. En wat mij betreft dus ook van Jorge Fernando. Geboren in 1957, en ooit in de begeleidingsgroep van Amalia Rodrigues, en een drijvende kracht achter minder traditionele fadistas als Ana Moura, Joanna Amendoeira en Camane, is hijzelf als zanger en gitarist altijd wat blijven hangen tussen de meer traditionele oudere fado en de nieuwe fado generatie. Misschien wel iets minder succesvoller. Fado, het Portugese levenslied, gaat over verlangens, blijheid, heimwee, weemoed en melancholie. En dat is dus ook op dit album het geval. Mooie stemmige nummers als Chuva, Velho Fado en Quem Diria, verwoorden dit soort gevoelens met die zachtaardige en emotionele stem van Fernando. Er staat een werkelijk prachtige Brel vertolking van La Chanson Des Viuex Amants op (ook wel bekend als Liefde Van Later van Herman van Veen). Lagrima is geschreven door Amalia Rodrigues, en wordt gezongen door Argentina Santos. Alle andere nummers zijn van Fernando zelf. Het laatste nummer Ausente wordt gezongen door Christina Branco. Fado is op geen enkele manier te vergelijken met het Nederlandse levenslied. Dit gaat namelijk veel dieper. Het is poetischer, persoonlijker, zachtaardiger en emotioneler. Je kunt deze muziek onmogelijk slecht vinden. Ook is Fernando een voorbeeld van vele andere flamengo en fado gitaristen die qua techniek makkelijk de strijd aan kunnen met de grootste rockgitaristen. Felho Fado is uitgebracht door het Nederlandse Worldconnection label.

(1606) Los Fabulosos Cadillacs – Fabulosos Calavera (1997)

Los Fabulosos Cadillacs is een Argentijnse ska band. Opgericht in 1985 in Buenos Aires door Gabriel Fernandez Capello, Flavio Oscar Cianciarulo, Mario Siperman, Anibal Rigozzi en Fernando Ricciardi. Los Fabulosos Cadillacs is in de eerste periode actief geweest tot 2002, en daarna van 2008 tot 2018. De band wordt gezien als een van de invloedrijkste rock en espanol en alternative latin groepen van Argentinie en in de Latijnse rock wereld. Fabulosos Calavera uit 1997 was hun negende album, waarop gitarist Anibal Rigozzi niet meer te horen is en is vervangen door gitarist Ariel Minimal. De muziek is een uiterst plezierige mengeling van ska, rock, funk, tango, salsa, reggae en punk. Met mooi gitaarwerk van Ariel Minimal (echt een goede gitarist) op vooral het nummer Il Pajarito, die hierop een beetje doet denken aan John Frusciante van de Red Hot Chili Peppers. En op andere nummers hoor je veel saxofoons en trompetten. Calaveras y Diablitos en Nino Diamante (Brubeck) is zelfs jazz. Op Hoy Llore Cancion is Ruben Blades te horen (acteur en salsa muzikant uit Panama). Sabato is een hommage aan Ernesto Sabato en Piazzolla is een hommage aan Astor Piazzolla. Fabulosos Calavera is absoluut een album waarbij je je op je gemak kunt voelen. En ook al gaan al die nummers over de de dood: El Muerto, slagers: El Carnicero de Giles/Sueno, skeletten en schedels: Surfer Calavera, en duivels: Calaveras y Diablitos: de muziek ademt leven. Je voelt de zon schijnen. Het is vrolijke muziek. Opgenomen in studio’s op de Bahama’s en in Argentinie. Uitgebracht door Sony BMG Argentina.

(1607) Freudiana – Freudiana (1990)

Ondanks dat er een aantal bekenden van The Alan Parsons Project aan dit album meedoen, zoals John Miles (Tales Of Mystery And Imagination Edgar Allan Poe, Pyramid, Stereotomy, Gaudi), Chris Rainbow (Eve, The Turn Of A Friendly Card, Eye In The Sky, Ammonia Avenue, Vulture Culture, Stereotomy, Gaudi) en Graham Dye (Stereotomy) en ook zangers als Leo Sayer, Marti Webb, Eric Stewart en Kiki Dee, kan Freudiana me niet helemaal bekoren. Goed, Eric Woolfson en Alan Parsons van The Alan Parsons Project hebben weer allemaal “aardige” nummers op dit album in elkaar weten te zetten. Maar dit album is toch een beetje een teleurstelling (vergeleken met wat ik van TAPP ken in ieder geval). Het is een popalbum en een conceptalbum: een rockopera waar een musical van is gemaakt. Andrew Lloyd Webber meets Sigmund Freud. Het is niet zo goed als de drie albums waar ik zelf iets mee heb: de eerste drie albums Edgar Allan Poe, Pyramid, en I Robot. Freudiana ligt meer in het verlengde van latere albums als Turn Of A Friendly Card, Gaudi en Eye In The Sky, albums die me stukken minder aanspreken. En ik moet zeggen zelfs die albums zijn beter. Er staan maar liefst achttien nummers op Freudiana. De enige nummers die de moeite waard zijn, zoals I Am a Mirror, Little Hans, Funny You Should Say That, You’re On Your Own, Let Yourself Go en Sects Therapy, zouden echter misschien wel of op Pyramid of op I Robot hebben kunnen staan. Die zijn namelijk wel van enige kwaliteit. De andere nummers zijn namelijk allemaal nogal middelmatig. Hoewel, binnen het genre van de musical, is een nummer als Don’t Let The Moment Pass op zich wel een knap gecomponeerd liedje. Misschien is het daarom maar goed ook dat Freudiana van Freudiana is en niet van The Alan Parsons Project. Het had makkelijk het slechtste album van het project geweest kunnen zijn. Creatieve meningsverschillen tussen Woolfson en Parsons hebben schijnbaar verhinderd dat het onder die naam is uitgekomen. Misschien maar goed ook. Beste nummer is wat mij betreft Little Hans, gezongen door Graham Dye. Maar dat is dan weer Beatles en de rest van het album Andrew Lloyd Webber (ja, ahum, ook die staat in mijn 1760 lijst). Helaas.

(1608) Crowded House – Woodface (1991)

Na het uiteenvallen van Split Enz (Message To My Girl, I Got You, Sweet Dreams, I Hope I Never) kwam Neil Finn in 1985 met Crowded House op de proppen. Woodface was in ’91 het derde album. Geproduceerd door Tim Finn en Mitchell Froom (ALBUM TOP 1760 – Los Lobos, Ron Sexsmith). Er staan maar liefst vijf singles op die in Nederland wel bekend zijn: Chocolate Cake, Fall At Your Feet, It’s Only Natural, Weather With You en Four Seasons In One Day. Vijf nummers zijn geschreven door Neil Finn, zes nummers zijn geschreven door de gebroeders Finn samen, en een nummer is geschreven door drummer Paul Hester (die door zelfmoord tragisch om het leven is gekomen), namelijk Italian Plastic. De meeste nummers waren eigenlijk allemaal bedoeld voor een Finn Brothers album. Het zijn allemaal prettig in het gehoor liggende liedjes. Zitten knap in elkaar. En je hoort in de nummers de lol van het samenzingen en het maken van muziek. Dat klinkt misschien logisch, maar vaak is dat geen voorwaarde voor het maken van goede muziek. Maar in dit geval dus wel. Hier en daar moet je soms zelfs aan The Beatles denken. Het album komt dan wel alweer uit 1991, maar de muziek zou zomaar nog dit jaar gemaakt kunnen zijn. Het is een tijdloos album. Wat beslist niet wil zeggen dat alle nummers even sterk zijn. En het is ook geen vernieuwende muziek. Misschien moet je het vergelijken met Venice, maar dan beter. Met o.a hulp van David Hildago (ALBUM TOP 1760 – Paul Simon, Ramblin’ Jack Elliott, John Lee Hooker) van Los Lobos op accordeon op het nummer As Sure As I Am. Opgenomen in vijf verschillende studios. A&M Studios in Hollywood (ALBUM TOP 1760 – Joni Mitchell, The Flying Burrito Brothers, Carole King, Melissa Etheridge), Platinum Studios in Melbourne, The Sound Factory in Hollywood (AT1760 – Warren Zevon, Linda Rondstadt), Ocean Way Recording ook in Los Angeles (AT1760 – Red Hot Chili Peppers, John Hiatt, Beck, Blake Mills, Chris Stills) en Periscope Studios, ook in Melbourne. Uitgebracht door Capitol Records.

(1609) Mary Black – Babes In The Wood (1991)

Babes In The Wood is een celtic folk album. Het zijn voornamelijk allemaal romantische liefdesliedjes. Goed gezongen met Black’s mooie stem. Misschien is het allemaal een beetje te zoetjes, te gladjes en te lief. Het heeft toch allemaal iets van de hoedenmeisje met een jurk die met een gieter haar bloemen op het balkon maar weer eens water gaat geven. En normaal houd ik ook niet van zangeressen met een perfecte zuivere stem. Meestal vind ik dat nep. Maar daar kun je aan wennen. En soms moet je daar ook een uitzondering voor maken, vind ik. Want ik heb wel respect voor deze vrouw. Hoewel ze geen enkel nummer zelf geschreven heeft en alleen maar zingt, komt ze wel oprecht over. Wat mezelf betreft vind ik dit een album dat ik nog net goed vind. Sommige nummers zijn dan ook wel een beetje saai en klefferig, zoals Bright Blue Rose, Golden Mile, Prayer For Life, Adam At The Window, Just Around The Corner, en nog een paar anderen, helaas. Maar een aantal nummers zijn ook wat spannender, zoals het titelnummer Babes In The Wood en Brand New Star. Dimming Of The Day doet aan Eva Cassidy denken, en is een cover van Richard Thompson. Beste nummers zijn Still Believing en The Urge For Going, een mooie cover van Joni Mitchell.

(1610) Majek Fashek – Rainmaker (1997)

Reggae uit Nigeria. Fashek, geboren als Majekodunmi Fasheke, is op 1 juni 2020 overleden. In Nigeria was hij het meest bekend van het nummer Send Down the Rain en zijn album Prisoner of Conscience uit 1988. Na King Sunny Ade en Fela Kuti was hij de derde belangrijkste artiest uit Nigeria. In 1989 won hij zes Performing Musicians Association of Nigeria awards. In 1990 tekende hij voor Interscope Records en maakte Spirit Of Love, een album geproduceerd door Steven Van Zandt. En in 1992 was hij bij David Letterman te bewonderen. Fashek is beinvloed door Bob Marley, Jimi Hendrix en Fela Kuti. Hoewel Rainmaker een prettig in het gehoor liggend reggae album is, zonder echte politieke boodschap, staan er hier en daar maar een paar maatschappijkritische teksten op. Zoals in de nummers African Unity en Promised Land. Maar in het algemeen is de boodschap toch vooral alleen maar vrede, liefde en begrip. Onschuldige teksten waar niemand echt wakker van ligt. Iedereen wil in een betere wereld wonen. En wie is er niet tegen onrecht. Er staan ook twee covers op dit album: Hotel California van The Eagles en Hey Joe van Jimi Hendrix. Toch is deze muziek aangenaam om naar te luisteren. Kpangolo, LA, Prostitute Destitute, I Wanna Know. Prima nummers. Het is allemaal dan wel geen ska, roots & political reggae, rocksteady, juju, dessert blues, afrobeat of afropop. Laat staan dat het iets met Jamaica te maken heeft. De muziek zwingt absoluut, maar dan niet van het niveau van bijvoorbeeld landgenoot Fela Kuti. En als je het dan toch moet vergelijken dan is Fela Kuti rock. King Sunny Ade blues en dit pop. Maar dat maakt niet uit. Rainmaker is een goed album. En Faskek zeer beslist de Bob Marley van Afrika. Zijn stem klinkt ook als Marley. Radiovriendelijke reggea, zonder Babylon, Zion of een Pan-Amerikaanse boodschap. Send down the rain, Rainmaker! En met ook een paar goede gitaarsolo’s.

BACK ON TOP

Albums 1611 – 1620

(1611) I Am Oak – On Claws (2010)

De uit Bergeijk afkomstige Thijs Kuijken heeft in 2010 met zijn Utrechtse band een prachtplaat afgeleverd. Ik kan niet anders zeggen. Indie folk met veertien liedjes van zo’n twee minuten. On Trees and Birds and Fire, Wolves in the Yard, Don’t I Know Enough, Hearth, Trumpets : het zijn allemaal nummers waarvan je denkt waarom heeft iemand hier dit nog niet eerder gemaakt. Voor Nederlandse begrippen heeft I Am Oak namelijk een uniek geluid. Het zijn emotionele klaagzangen, haast religieus. Muziek voor bij het knapperende haardvuur. Muziek voor als je na een lange boswandeling koud bent geworden en met een kop warme chocolademelk intens gelukkig wordt als je deze plaat hoort. Het is pure schoonheid. Breekbaar. Met ziel blootleggende ontboezemingen en vooral met zachtaardige en stemmige vocalen, die je onmiddelijk doen denken aan wijdse Amerkaanse landschappen, waar de mens ondergeschikt is aan de natuur. Er staan maar een paar nummers op die afwijken van de rest. Under Sun klinkt wat geforceerd. Storm lijkt wat zeurderig. En op sommige andere nummers begint het getokkel op de gitaar en de banjo wat te vervelen. Dan lijkt deze muziek wat te traag waar weinig afwisseling in zit. Maar dat zijn kortstondige momenten. Murmur is zelfs als enige nummer wat irritant. Maar de laatste twee nummers On Crest en Clavicles zijn weer prachtig. De meeste nummers lijken echter niet helemaal goed uitgewerkt te zijn, hoe kort ze eigenlijk ook duren. Het is meer sfeer dan dat het kant en klaar gemaakte folkliedjes zijn. Maar waarschijnlijk was dat ook juist de bedoeling. En gelukkig maar. Voor de rest is dit namelijk gewoon een mooie plaat. Van internationale allure.

(1612) Jerry Garcia – Garcia Plays Dylan (2005)

Jerry Garcia en Grateful Dead hebben altijd een sterke connectie gehad met Dylan. The Dead heeft een hele geschiedenis met Dylan. Denk bijvoorbeeld ook aan Dylan’s album Dylan & The Dead uit 1989. Garcia heeft op dit album de meest voor de hand liggende nummers verzameld. Maar waarschijnlijk was het juist moeilijker kiezen welke hij hier niet op deze live verzamelaar zou zetten. De nummers zijn allemaal live opgenomen van 1973 tot 1995 op verschillende locaties. Samen als Garcia & Saunders, Jerry Garcia Band en samen met Grateful Dead. De meesten zijn opgenomen in The Keystone in Berkeley, namelijk Tough Mama, Positively 4th Street en Knockin’ on Heaven’s Door (staat ook op Dylan & The Dead). Twee nummers zijn opgenomen in de Warfield Theatre in San Francisco, namelijk I Shall Be Released en Forever Young. De rest is opgenomen op negen andere locaties in de Verenigde Staten. De nummers zijn dus niet echt een verassing. En dat is jammer. Gaat het er dan misschien meer om hoe hij deze nummers brengt? Want hij heeft ze in ieder geval wel eigen gemaakt. En dat is wat me eigenlijk een beetje dwars zit. Misschien ook omdat hij deze nummers zo makkelijk brengt. Het kost hem geen enkele moeite. Maar ikzelf luister door dit album eigenlijk automatisch naar The Dead. Dat is geen schande natuurlijk, verre van dat zelfs, want ik ben een groot liefhebber van de Dead. Maar toch bedoel ik het in dit geval niet als een compliment. Hoe goed dit album ook is. Want er staan mooie uitvoeringen op. Maar geen verassende. Alleen She Belongs To Me, Tough Mama en When I Paint My Masterpiece, zijn nummers die in mijn dylancoveralbumverzameling niet door anderen zijn gedaan. En als ik toch een paar mooie uitvoeringen moet noemen: Senor (Tales Of Yankee Power), The Mighty Quinn (Quinn The Eskimo) en When I Paint My Masterpiece hebben mijn voorkeur. Garcia heeft beslist betere albums gemaakt. De Dead heeft beslist betere albums gemaakt. En ook zijn er andere artiesten die interessantere albums gemaakt hebben met Dylan covers. Hier komt het eigenlijk op neer.

(1613) Caesar – No Rest For The Alonely (1998)

Tweeentwintig jaar geleden alweer kwam dit tweede album van Caesar uit. Geproduceerd door Frans Hagenaars (ALBUM TOP 1760 – Johan, Anne Soldaat, Alamo Race Track, Tangarine, Moss, Tim Knol), die twee jaar eerder nog zijn Nothing sucks like Electrolux label had veranderd in Excelsior Recordings. Het debuutalbum van Caesar was zelfs de allereerste release van Excelsior (ALBUM TOP 1760 – o.a. Johan, Moss, zZz, Tim Knol). Dit Amsterdamse trio was in de jaren negentig bijzonder succesvol. En jammer eigenlijk dat ze maar zo kort hebben bestaan. Want misschien is deze band wel een van de interessantste gitaar bandjes van Nederland geweest. Zanger Roald van Oosten zingt met zijn karakteristieke stem op alle nummers met veel geklaag, verbazing en verwondering: hij gaat de wereld te lijf met eenvoud en noodzaak. Wat hij zingt moet gezongen worden. Er staan nogal wat pakkende gitaarliedjes op No Rest For the Alonely. Zoals My Loss, Before My Head Explodes, Slavesong, Visions of Mars, Stains, Situations Complications, This Ain’t a Song en Lifesupport. Horrorscope, waarop Marit de Loos de leadvocals voor haar rekening neemt, heeft iets innemends. Er staat in principe geen enkel zwak nummer op dit album. Maar als je toch iets negatiefs zou moeten schrijven, zou je kunnen zeggen dat over het algemeen genomen twee of drie nummers (van de veertien) iets minder melodieus zijn en misschien ook wel een beetje gaan vervelen. Maar dat is het dan ook. Van al die andere nummers kun je alleen maar constateren dat het niet verwonderlijk is waarom ze zo populair waren in die tijd. No Rest For The Alonely is natuurlijk niet het beste album dat er ooit gemaakt is door een Nederlandse band, maar je moet van de stem van Roald van Oosten houden om dit gewoon een Nederlands Klassiek album te vinden. En dat doe ik. No Rest For The Alonely is een Nederlands Klassiek Album!

(1614) Po’ Girl – Follow Your Bliss (2010)

Po’ Girl komt uit Vancouver. En bestaat uit Allison Russell, Awna Teixeira, Benny Sidelinger en Mikey August. Follow Your Bliss is het zesde en laatste album van deze band, alweer uit 2010. Daarna is er niets meer vernomen van dit gezelschap. Zangeres Allison Russell heeft een album gemaakt met Our Native Daughters, een project met Rhiannon Giddens, en is ook nog lid van een andere band genaamd Birds Of Chicago. Awna Teixeira, de andere zangeres, heeft in 2015 nog haar tweede soloalbum uitgebracht. Po’ Girl maakt op Follow Your Bliss gospelachtige jazz, americana, zydeco, bluegrass en world roots. En dat is inderdaad een brede schakering van muzikale kleuren die je hoort. Maar toch is het moeilijk om te bepalen welke kant het steeds op gaat met al deze nummers. Op zich is het wel interessante muziek. De muzikanten beheersen meerdere instrumenten, zoals banjo, clarinet en accordeon. Er staan een paar sterke nummers op, zoals Kathy, Montana, het Franstalige Maudite Guerre en Kiss Me In The Dark. Er is niets mis met Follow Your Bliss. Het is uitstekende muziek, de teksten zijn allemaal nogal persoonlijk, maar er staan helaas net iets teveel nummers op die je zo weer vergeet. Ze zijn eigenlijk net iets te oppervlakkig. Wel met goede intenties gemaakt. En dat is jammer. Want de muziek klinkt alsof het bij je thuis is opgenomen. Wat ikzelf dan weer een pluspunt vind.

(1615) Julien Clerc – Niagara (1971)

Julien Clerc had vroeger vooral veel haar. En hij speelde ook ooit in de musical Hair. Dat verzin ik natuurlijk niet. Julien Alain August Leclerc, was de Franse zanger waar veel meisjes vroeger voor vielen. Knappe kerel die mooie gevoelige liedjes zong. Waarschijnlijk kennen de meeste mensen alleen Helene en This Melody. Ik moet zeggen dat ik dat zelf draken van nummers vind. Gelukkig staan die niet op dit album. En jammer genoeg staat Elle Voulait Qu’on L’appelle Venise er juist niet op. Wat ik dan weer wel een goed nummer vind. Wat er wel op staat is Ce n’est rien, een andere bekende hit van Clerc, en wat ik dan ook wel weer goed vind. Net als Les Tout Petits Details. Van de liedjes van Clerc wordt je best wel vrolijk. Ze zijn luchtig zonder dat ze gemakkelijk gemaakt lijken te zijn. De meeste teksten zijn geschreven door Etienne Roda-Gil en van twee nummers, Chanson Pour Memere en Coeur-De-Dieu, zijn de teksten van Maurice Vallet. L’Elephant Est Deja Vieux is een mooi gedragen nummer, net als La Fille De La Veranda en Et Surtout. Het laatste nummer Les Enfants Et Les Fifres is een mooie afsluiting met een kinderkoor. Niagara is dan wel geen baanbrekend album, maar het heeft wel zeker hier en daar interessante arrangementen. En de stem van Clerc bevalt me ook wel.

(1616) Michel Sardou – Les Lacs Du Connemara (1981)

Jawel, ook Sardou zat in TopPop. Met het titelnummer van dit album: Les Lacs Du Connemara (als je hem in dat filmpje ziet staan moet je meeteen aan Bilbo Ballings denken en de beelden van Connemara zouden zomaar Hobbitstee kunnen zijn). Als je dat nummer zo beluisterd krijg je een beetje de kriebels. Het is absoluut een meezinger en was in Nederland dus een hit. Maar het is niet echt bijzonder, en eigenlijk is het een vreselijk nummer. Maar gelukkig maakt de rest van dit album alles gedeeltelijk wel weer goed. Die nummers zijn allemaal wat ingetogener dan dat bombastische vehikel. Zoals L’Autre Femme. En Le Mauvais Homme lijkt zomaar achtergrondmuziek te kunnen zijn van een Franse misdaadfilm met Jean Paul Belmondo en Alain Delon uit de jaren zeventig. Over het algemeen zijn het allemaal Franse liedjes zoals je die als Nederlander zou willen horen. Vraag me niet waarom. Les Mamans Qui s’en En Vont is een mooi nummer. Preservation is een liedje over Bourbon Street, en hoor je zowaar een beetje jazz. Musica is echter vergelijkbaar met Les Lacs Du Connemara: ook een beetje een meezinger, en dus zeker ook niet mijn favoriet. Etre Une Femme (zo’n typish Radio Tour de France nummer) is om aan te horen. Maar Je Veins Du Sud is gewoon prachtig. Is een van de mooiste stukken van het hele album. In het laatste nummer hoor je de acteur Sardou en is alleen gesproken woord. Les Noces De Mon Pere. En dit is samen met Je Veins Du Sud, L’Autre Femme, Les Mamans Qui s’en En Vont het hoogtepunten van het album.

(1617) Brigitte Fontaine & Areski Belkacem – L ‘Incendie (1974)

De samenwerking tussen Fontaine en Belkacem gaat helemaal terug naar ’69. Dit duo heeft tussen 1969 en 1980 zes albums met elkaar gemaakt. Beiden zijn in de jaren zeventig belangrijk geweest in de Franse undergroundscene. Beiden hebben zonder elkaar ook albums uitgebracht, en beiden ook los van elkaar met Jacques Higelin (Franse pop zanger). Fontaine is behoorlijk actief geweest vanaf 1988, waarin ze in deze periode zo’n tien albums heeft uitgebracht. In 2020 kwam het album Terre Neuve nog uit. En Belkacem heeft twee soloalbums uitgebracht in 1970 en 2010. L’Incendie uit 1974 was hun enige album voor het Franse BYG label (ALBUM TOP 1760 – Gong), en het derde album dat ze samen maakten. Strikt genomen ligt deze muziek dicht tegen de kleinkunst aan. De minimale muzikale begeleiding staat in dienst om de twee stemmen van Fontaine en Belkacem optimaal tot hun recht te laten komen. Je hoort een soort van echo door alles heen. Het is soms wat afstandelijk, alsof ze zich soms voorzichtig inhouden. En soms heb je de indruk dat ze niet samen zingen, maar naast elkaar. Af en toe gaan hun stemmen tegen elkaar in en dan vinden ze elkaar weer. Zoals in de nummers Le 6 Septembre, Il Pleut Sur La Gare en Les Murailles. En dankzij dit, is het een mooi album met etnische, experimentele, psychedelische en folk invloeden. Het is poezie en proza gezet op muziek. Een aantal andere nummers zijn daar ook mooie voorbeelden van zoals Apres La Guerre. Het album is opgenomen in Studio Herouville (vlakbij Parijs), waar ook dat Gong album Camembert Electrique in mijn 1760 lijst is geproduceerd, en waar onderandere ook The Idiot van Iggy Pop, Mirage van Fleetwood Mac en Pin Ups van David Bowie zijn opgenomen.

(1618) Juliette Greco – La Valse Brune (2008)

Juliette Greco heeft iets onaantastbaars. Ze was een godin die nedergedaald was om de wereld te verheffen. Stijlicoon voor de intelligentsia. Prachtige vrouw, onbereikbaar, maar toch een heldin van het volk. Actrice, chansonniere, vertolkster van het exstentialisme, vechtster voor de vrijheid, een muze voor het artistieke avant-garde wereldje. Ze was een vrouw in het zwart. Op dit verzamelalbum uit 2008 (een van de ontelbare die er van haar zijn verschenen) hoor je eenentwintig chansons die al zijn opgenomen tussen 1954 en 1957. Met nummers van onderandere Brel, Sagan en Brassens. Chanson Pour L’Auvergnat, Coin de Rue, Le Diable, Mefiez-Vous de Paris, Sans Vous Aimer en La Marche Nuptiale. Dat soort muziek. Het is allemaal bitterzoet en wonderschoon. Het doet je smachtend verlangen naar iets wat niet meer lijkt te bestaan: naar een tijd van onschuld, naar een soort van helderheid, eenvoud, zekerheid en duidelijkheid, dat je ook terug hoort in de muziek van Piaf, Aznavour, Brassens en Brel. Het zijn allemaal kleine slagroomgebakjes, kleine poetische miniatuurtjes over het dagelijkse leven. Als je hiernaar luisterd, zie je van die kleine keuterboertjes door het Franse platteland lopen, zie je stokbrood, wijn en Parijse cafeetjes. Maar zie je ook al die kunstenaars en mensen in die Parijse wijk Saint-Germain-des-Pres, waar zij in haar leven zo mee verbonden was. Zie je Satre, Camus en Prevert voor je geest opdoemen. Deze muziek is niet sentimenteel, Ze laten de waarheid horen en zijn fijnbesnaard en ook krachtig. Juliette Creco had vele bewonderaars. Michelle van de Beatles is op haar gebaseerd. Lennon, McCartney en Marianne Faithfull adoreerden haar. Ray Davies heeft een nummer over haar geschreven: Art School Babe. Juliette Greco is in september 2020 op drieennegentig jarige leeftijd overleden. Juliett Greco was een heldin. Onaantastbaar en vooral ook mysterieus.

(1619) Roscoe Mitchell – Sound Songs (1997)

De enige muzikant die je op dit album hoort is Mitchell zelf. De man heeft blijkbaar niemand nodig om zijn expressionele kunst te vertonen. Je moet nogal open staan voor iets anders dan je gewend bent. Maar als je er een aantal keren naar geluisterd hebt kom je tot de ontdekking dat dit kunst met een grote K is. Avant garde jazz en free jazz is niet mijn favoriete jazz maar deze man kan spelen. Je moet helemaal teruggaan naar 1966 om te ontdekken dat Mitchell op z’n minst uitgeroepen kan worden als een icoon, als een frontman van de avantgarde en de free jazz. Sound Songs bestaat uit 26 nummers met vrije improvisatie jazz. Op veel van de nummers is gebruikt gemaakt van overdubs en iets van drie stukken zijn live opnames. Er zit geen enkele richting in de muziek. En dat is zeer prettig om naar te luisteren. Op het eerste gehoor denk je de man doet maar wat, maar dat is niet zo. De kracht van dit album is namelijk dat die verscheidenheid van emoties die je hoort, muziek is waar geen grenzen aan zijn te bespeuren. Het is een ware ontdekkingstocht, en dat met een verbazingwekkende ademhalingtechniek. De man kan moeiteloos minuten lang zijn tonen blijven halen. Mitchell speelt de meeste nummers op sopraan en alt sax, maar speelt soms ook fluit op met name het stuk Fallen Heroes. Maar ook percussie en triangel. Full Frontal Saxophone is een prachtig staaltje van technisch vernuft, een tien minuten durende explosie van improvisatie, poezie gemaakt door geluid, en live opgenomen ergens Madison in Wisconsin. En de 4:50 Express, For Madeline en First Sketches of Leola zijn niets anders dan harmonische staaltjes van expressie, durf en emotie. Misschien is Mitchell niet mijn favoriete saxofoonspeler. Maar hij is er wel een die lef heeft om buiten de paden te willen treden. Sound Songs bestaat niet zozeer uit songs die alleen maar simplistisch geluid zijn, maar is gewoon muziek dat geluid gebruikt om mee te kunnen communiceren. Uitgebracht door Delmark (ALBUM TOP 1760 – Junior Wells, Sleepy John Estes, Magic Sam, Sun Ra).

(1620) White Lies – Ritual (2011)

Dit indierock trio uit Londen kwam in 2011 met hun tweede album Ritual. Nadat hun debuut To Lose My Life uit 2009 een groot succes bleek te zijn, kon deze opvolger natuurlijk niet uitblijven. Al eerder in 2008 maakte de band hun televisiedebuut bij Later with Jools Holland voorat er ook maar iets was verschenen. Hadden optredens op het Reading and Leeds Festival, Glastonbury, Rock Werchter en Pinkpop. Het publiek sloot deze band zonder morren in hun armen. Kortom het is met deze band toen hard gegaan. Tegenwoordig is het wat stiller geworden rondom White Lies. In 2019 kwam hun laatste CD uit genaamd Five, niet bepaald een wereldschokkend album. En Ritual, uit 2011, klinkt ook niet bepaald vernieuwend. In feite zit er weinig variatie in de tien nummers. Misschien moet je wel zeggen dat ze allemaal hetzelfde klinken: vaak saai, monotoon, en vooral behoorlijk deprimerend (wat heel wat wil zeggen als men in aanmerking neemt dat hun eerste album pas echte depressieve muziek was). In de meest gunstige zin kun je het misschien wel melancholish noemen. Er staan maar een paar interessante nummers op. Streetlights en Holy Ghost zijn aardig. Turn The Bells is gewoon Depeche Mode. Eerlijk gezegd gaan alle nummers snel vervelen en is het allemaal wat zeurderig. Dit soort muziek is al jaren geleden gedaan door bijvoorbeeld Joy Division. En dan vele malen beter. Daarbij vergeleken mist White Lies gewoon een eigen geluid. Het is emotieloos: bombastisch zonder enige diepgang en zonder enige betekenis. En zonder boodschap. White Lies was een hype. Was het nieuws in 2011 dat dit een belangrijke release zou worden alleen maar een leugentje om bestwil? White Lies zijn er blijkbaar altijd! Uitgebracht door Fiction Records (ALBUM TOP 1760 – Tired Pony, The Maccabees, Elbow), geproduceerd door Max Dingel en Alan Moulder (AT1760 – Smashing Pumpkins), en opgenomen in Assault & Battery 2, eigendom van Moulder en Flood. Flood was betrokken als producer van albums in mijn 1760 lijst van Sigur Ros, Depeche Mode en Nine Inch Nales. Als je jezelf afvraagd wat voor soort muziek dit is: ik zou zeggen kijk in de ogen van de twee vrouwen op de hoes. Die zijn namelijk nogal leeg.

BACK ON TOP

Albums 1621 -1630

(1621) Roger Taylor – Happiness? (1994)

Drummer Roger Taylor van Queen heeft in het verleden een aantal nummers van Queen geschreven die er voor deze band toe hebben gedaan, zoals Modern Times Rock ‘n’ Roll, The Loser in the End, Tenement Funster, I’m in Love with My Car, Drowse, Sheer Heart Attack, Fight from the Inside, Fun It, A Kind of Magic, The Invisible Man en Heaven for Everyone. Voor Queen fans zijn dat allemaal bekende songs. Taylor wordt uiteraard ook gezien als een goede drummer. En ook is hij natuurlijk een verdienstelijke zanger. Het is moeilijk om niet van zijn stem te houden. Hij had voor dit album al twee soloalbums op zijn naam, en ook al drie albums uitgebracht met zijn eigen band The Cross. Op dit album wordt Taylor bijgestaan door Phil Spalding (ALBUM TOP 1760 – Talk Talk, Terence Trent D’Arby), Phil Chen (ALBUM TOP 1760 – Jeff Beck) en Jim Cregan (ALBUM TOP 1760 – Katie Melua). Op zich is Happiness? niet echt bijzonder. Je moet denk ik een Queen fan zijn om dit te kunnen waarderen. En dat valt niet mee. Maar een paar nummers zijn het luisteren de moeite waard. Voor de rest is het behelpen. Happiness, You Had To Be There, The Key. Foreign Sand en Old Friends (over Freddie Mercury). Maar een kritisch nummer zingen over Robert Murdoch, Dear Mr. Murdoch, en in het verleden een album uitbrengen dat News Of The World heet, is dan weer wat hypocriet. En met zijn voor de hand liggende politieke nummers, met wat simplistische teksten over nazis en de derde wereld, Nazis 1994 en Revelations, valt Taylor als protestzanger echter door de mand. Dat zijn niet meer dan platidudes die hij hier bezingt. Uitgebracht in 1994 en uiteraard opgedragen aan de in 1991 overleden Freddie Mercury, zoals het hoort. Is dit inderdaad happiness? Gelukkig staat er een vraagteken achter.

(1622) Maria Muldaur – Heart Of Mine: Love Songs Of Bob Dylan (2006)

Maria Muldaur is niet de enige die een album met nummers van Dylan heeft uitgebracht. Zij is geen uitzondering. Meestal zijn dat albums met nummers die iedereen wel eens een keer heeft gedaan. Soms werkt dat en soms ook niet. Het gaat er dan om hoe je die nummers vertaald naar iets anders, dat nog niet is gedaan. Het moet natuurlijk niet teveel als Dylan klinken, en je moet er iets in horen wat Dylan misschien zelf niet heeft willen overbrengen. Veel artiesten trappen in de valkuil van het gemakzuchtige. Iedereen met hun eigen oorzaken. Maria Muldaur, geboren in Greenwich Village in New York City, trapt denk ik ook in die valkuil. Ook al is de keuze van de nummers op dit album dan weer wel origineel, met nummers van Time Out Of Mind, Love And Theft en Shot Of Love, met allemaal liefdesliedjes van de man. En Dylan heeft heel wat liefdesliedjes geschreven. Op dit album hoor je er een aantal die wel verassend zijn (van de coveralbums die ik zelf heb althans), zoals Golden Loom, Moonlight, Wedding Song en You’re Gonna Make Me Lonesome When You Go. Wat dat betreft krijgt Muldaur een compliment. En van de bekendere nummers mogen Buckets of Rain, To Be Alone With You en Heart of Mine ook een compliment krijgen. Muldaur zelf klinkt als een zangeres met een doorleefde stem. Daar ontbreekt niets aan. De vrouw is net als Dylan in de Heer gegaan; ook zij liep in de jaren zestig in Greenwich Village rond; heeft waarschijnlijk samen met hem op dezelfde avonden opgetreden in de verschillende coffeehouses in het coffehouse cicuit van The Village, en zat zelfs in de film No Direction Home. Dus ze weet over wie ze zingt. Maar Lay Baby Lay (Lay Lady Lay) en Make You Feel My Love, klinken helaas uitermate saai. On A Night Like This is ook niet interessant. Net als I’ll Be Your Baby Tonight. Hier zit geen bezieling in. Dit jazz georienteerde album, met het country uitstapje You Ain’t Goin’ Nowhere, zit qua muzikanten echter wel goed in elkaar. Prima voor de bakker dus. Dit sleept je er dan ook doorheen. Aangenaam om naar te luisteren. Alleen is het (net als dat album van Judy Collins dat ik heb, en ook een vrouw met een Greenwich Village verleden) niet het ultieme coveralbum van Dylan, wat mij betreft. Helaas.

(1623) Styx – Cornerstone (1979)

Ik heb nooit veel met Styx gehad. Vond deze band eigenlijk altijd maar niets. Het was dan wel een prog rock band, maar voor mij hoogstens in dit genre te vergelijken met bijvoorbeeld Kansas, Saga, en andere stadion rock bands als Boston, Foreigner, Cheap Trick, Journey en UFO. Styx was en is voor mij dan wel geen Yes, Genesis, Jethro Tull of Pink Floyd, maar ze horen wat mij betreft wel in mijn 1760 lijst thuis. Net als Kansas trouwens. De reden dat ik juist dit album van ze gekocht heb is eigenlijk alleen om Boat On The River. Dat ik wel een aardig nummer vind. Babe, het andere bekende nummer, is echter het tegenovergestelde. Dit is eigenlijk een verschrikkelijk misseljikmakend liedje, maar zit wel knap in elkaar, maar dus niet mijn cup of tea. Net als dat andere nummer First Time, wat hemeltergend sentimenteel is. Babe is eigenlijk het Dust In The Wind van Styx. Maar als je het gaat vergelijken met die andere nummers is het misschien qua compositie wel het beste nummer, maar niet perce waar ik zelf dan dus warm voor loop. Love In The Midnight, is het meest prog rock achtige nummer. Op Why Me hoor je een saxofoon. Borrowed Time, Love In The Midnight en Eddie; dat over Edward Kennedy gaat (eddy now don’t you run, you know you are a bootlegger’s son), klinken wat steviger. Misschien moet je dit album geen prog rock meer noemen. Maar meer melodieuze rock in een dun prog jasje. Sommige nummers hangen nog net tegen de prog rock aan. Maar ik moet zeggen dat het geen slecht album is. Maar het is in ieder geval geen belangrijk prog rock album.